Autisme 101

Autisme 101

Autisme. Wat is dat precies? Als je op dit artikel hebt geklikt dan is dit waarschijnlijk wat je wilt weten. Ik zal je een voorstelling geven:

https://insandauts.nl/wp-content/uploads/2022/03/Autisme-101-Japan.mp4

Stel je voor… je bent op vakantie in Japan en je krijgt opeens ontzettend pijn aan je hoofd. Migraine. Je spreekt de taal niet, dus je kunt mensen niet aanspreken. Je probeert te communiceren maar ver kom je niet, want men kijkt je alleen raar aan en loopt met een grote boog om je heen. Je ziet ze fluisteren, wijzen, doen alsof je gek bent.

De pijn wordt erger en je raakt in paniek. Wat moet je nu doen? De straten zijn druk. Luide mensen en felle lichten. Alles wordt teveel en er is niemand die naar je luistert.

Dat is autisme.

Inhoudsopgave

De geschiedenis van autisme

Autisme heeft een rijke al dan wat donkere geschiedenis. Het is enorm complex en de definitie en diagnostische criteria– of kenmerken– veranderden door de jaren heen steeds opnieuw. Ook nu veranderd er nog steeds van alles. Meer onderzoeken worden gedaan en steeds meer geschiedenis wordt ontrafeld.

Wie autisme heeft ontdekt is niet duidelijk, maar lees vooral verder en je komt een aantal mensen tegen die wel hebben meegeholpen.

Mogelijke mensen met autisme ‘vóórdat autisme bestond’

Uta Frith vond een zaak uit 1747 over een 39 jarige man van wie we nu kunnen zeggen dat hij mogelijk autisme zou hebben gehad. Hoewel zijn de geschiedenis van zijn ontwikkeling ontbrak, had hij een aantal kenmerken die we nu nog herkennen.

  • Moeite in relaties en gesprekken
  • Hij vermeed oogcontact
  • Echolalie– het herhalen van woorden of zinnen
  • Repetitief gedrag en sterke interesses
Dit is Uta Frith. Ze is een ontwikkelingspsycholoog gespecialiseerd in autisme en heeft bijgedragen aan vele publicaties hierover. Bron: British Academy

[Wolff, S., 2004]

Een andere zaak werd beschreven door John Haslam in 1809. Een jongen van bijna 7 jaar oud liep achter in de ontwikkeling. Hij liep laat en begon ook laat met praten in vergelijking met leeftijdsgenoten. Verder had hij een aantal obsessieve interesses waar hij uren over door kon gaan en had hij een aantal herhalende bewegingen.

[Wolff, S., 2004]

Het meest bekende verhaal was een jongen van een jaar of 11 à 12. Hij was gevonden in de bossen, alleen, naakt en met een duidelijke ontwikkelingsachterstand. Jean-Marc Itard was een dokter die deze jongen, Victor, over de loop van 5 jaar heeft geprobeerd te helpen. Ook Victor had een aantal trekken waar we nu van zouden zeggen dat het (klassiek) autisme zou kunnen zijn:

  • Oogcontact, alsof hij niet wist waar hij moest kijken;
  • Imiteerde anderen niet;
  • Was het liefst alleen;
  • Praatte niet veel, maakte alleen wat geluiden;
  • Schommelde heen en weer;
  • Hield erg vast aan routine en vaste volgordes.

[Wolff, S., 2004][Itard, J.M.G., 1802]

Een verfilming van Victor en Jean-Marc kwam uit in 1970 door Francois Truffaut. Bron: Francois Truffaut.

Eugen Bleuler– Wat betekent het woord autisme?

Paul Eugen Bleuler was een Zwitserse psychiater. Hij was degene die als eerste het woord ‘autisme’ gebruikte om te beschrijven wat hij zag. Bleuler werkte met mensen met schizofrenie. Hij kende de naam autisme toe aan specifieke symptomen van zijn patiënten– namelijk wanneer deze zich enorm afzonderden van de anderen en in zichzelf leken te keren.

Het woord zou komen van de Griekse woorden autos (zelf) en ismos (conditie/staat van zijn). Bleuler’s concept van autisme was dus dat deze mensen een conditie hadden waardoor zij in zichzelf keerden en zich isoleerden van anderen. Dit allemaal was rond 1911 toen hij voor het eerst autisme opmerkte– al was dit een totaal ander concept dan het nu is.

[Rau, J.D., 2003]

Eugen Bleuler was niet alleen de bedenker van de term ‘autisme’, maar ook van de term ‘schizofrenie’ wat ‘gespleten geest’ betekent. Bron: American Journal of Psychiatry.

Leo Kanner– Wie heeft autisme ontdekt?

Leo Kanner was een Oostenrijkse psychiater die werkte in Amerika. Hij wordt vaak genoemd als de persoon wie het ‘echte’ autisme heeft ontdekt. Hij is het meest bekend door zijn publicatie over autisme– de eerste systemische omschrijving van deze ‘ontwikkelingsstoornis’ (waarom dit achterhaald is, komt later nog)

Hij noemde deze ontwikkelingsstoornis: vroeg infantiel autisme. Infantiel autisme werd pas een officiële diagnose in 1980 in de DSM III.

Kanner geloofde dat het een aangeboren stoornis was die niet door één reden verklaard kon worden. Later had hij al de gedachte dat het een combinatie was van genetische, biologische en omgevingsfactoren.

[O’Reilly, et al., 2020] [Fitzgerald, M., 2018][Kanner, L., 1943]

Leo Kanner was de eerste kinderpsychiater in de VS. Bron: autismedigitaal.
Kanner’s eerste boek: Child Psychiatry. Bron: amazon?

Hans Asperger– Hoe ontstond het syndroom van Asperger?

In 1944, dus rond dezelfde tijd als Leo Kanner’s publicatie uit kwam, kwam er nog een publicatie uit. Dit keer van Hans Asperger. Hij beschreef een groep van vier kinderen met verschillende overeenkomsten:

  • Moeite met het vormen van vriendschappen
  • Onhandige bewegingen
  • Moeite met communicatie
  • Gebrek aan empathie

Zo ontstond het Syndroom van Asperger.

[Asperger, H., 1944]

Asperger was een Duitse kinderarts die werkte in de tijd van de tweede wereldoorlog. Hij werkte in Wenen. In die tijd was dit bezet door de nazi’s en er is dan ook veel discussie over of Asperger’s ideeën zijn beïnvloed door de ideologie van de nazi’s. Hij was geen lid van de nazi partij en dus niet officieel een nazi, maar het hele verhaal ligt veel complexer.

De publicatie van Asperger was geschreven in het Duits. Velen denken dan ook dat dit de reden is dat het zo lang duurde voor het op het wereldwijde podium terecht kwam rond 1980.

[O’Reilly et al., 2020][Wolff, S., 2004][Czech, H., 2018]

Hans Asperger was de ontdekker van het Syndroom van Asperger, zoals Lorna Wing het later ook noemde. De vraag blijft of zijn artikelen problematisch zijn vanwege zijn verleden met de nazi’s. Bron: Biomed

Bettelheim– Wat is de koelkastmoedertheorie?

In de jaren 60 werd er vaak gekeken naar naar het doen en denken als oorzaak van psychische problemen. Bettelheim was één van die mensen. Hij bracht het idee naar voren dat autisme zou ontstaan door een gebrek aan warmte en liefde van de moeder. Dit zou ervoor zorgen dat een kind zich emotioneel zou afsluiten.

Bettelheim noemde dit ook wel de ‘refrigerator mother’ theorie– ofwel de koelkastmoedertheorie.

De enige oplossing die hij zag was het weghalen van het kind bij de ouders, die hem zoveel pijn zouden doen, en het kind in een internaat of centrum stoppen om het weer te socialiseren.

Dit zorgde ervoor dat moeders jaren lang beschuldigd werden wanneer hun kind autisme had. Zelfs tegenwoordig wordt er nog steeds wel eens uitgehaald naar moeders vanwege dit soort gedachten. Hoewel tegenwoordig de moeder meer wordt beschuldigd vanwege haar genen in plaats van opvoeding.

[O’Reilly et al., 2020][

Lorna Wing– Wie maakte autisme bekend?

De reden dat Asperger’s publicatie aan het licht kwam, was te danken aan onder andere Lorna Wing. Zij schreef een artikel, in het Engels, over het Syndroom van Asperger. In dit artikel vertelde ze dat Asperger’s Syndroom mogelijk een vorm van autisme was.

Verder had ze zelf wat ervaring met het syndroom. Ze had ondertussen verschillende mensen gezien en gediagnosticeerd met het Syndroom van Asperger. Na dit artikel werd gepubliceerd, kwam er meer interesse in deze vorm van autisme.

[Schopler et al., 1998][Wing, L., 1981]

Lorna Wing maakte het Syndroom van Asperger ‘groot’. Bron: The Lancet

De vergeten onderzoekers

In de geschiedenis van autisme zitten veel vraagtekens, maar ook veel onbekende onderzoekers die nooit bij naam genoemd worden. Zij hebben ook zeker een aandeel gehad in het ontstaan van autisme zoals we het nu kennen.

De bekendste van deze onbekenden is Georg Frankl. Hij werkte eerst met Hans Asperger en ging later naar de Verenigde Staten om te werken met Leo Kanner. Het lijkt erop dat hij degene was die autisme aan beide mensen heeft uitgelegd. Hij had autisme gezien bij mensen in zijn kliniek in Wenen toen hij werkte met Asperger.

Hoe hij dan weer de term autisme gevonden had, is ook niet zeker, maar het klinkt logisch dat hij het via de senior psychiater heeft meegekregen. Deze senior psychiater was een student van Eugen Bleuler.

Dit was rond 1932 toen Asperger– vers afgestudeerd– kwam werken in de kliniek. Later werd Asperger directeur van de kliniek, omdat Frankl een Jood was. Hierna is Frankl naar de Verenigde Staten gegaan om Kanner te onderwijzen over autisme.

Een ander belangrijk figuur in de historie van autisme is Ssucharewa. Ze was een Russische psychiater en schreef in 1926 al over wat we nu ‘hoogfunctionerend’ autisme zouden noemen– al is de term hoogfunctionerend ook verschrikkelijk achterhaald.

De kans is groot dat Kanner de publicatie van Ssucharewa had gelezen, maar hij heeft er nooit naar verwezen. Ssucharewa gebruikte het woord ‘autisme’ en ‘autistisch’ al in die publicatie, dus nog voordat Frankl Kanner hierover had vertelt.

Het is ook raar dat Asperger niet naar het artikel van Ssucharewa had verwezen. Het artikel was geschreven in het Duits– waar Asperger natuurlijk heel bekend mee was– maar een mogelijke verklaring zou zijn dat dit vanwege de oorlog met Rusland was.

Om dan naar een Russische te verwijzen, is not done.

Grunya Ssucharewa/Sukhareva was een Russische die al in 1926 de woorden ‘autisme’ en ‘autistisch’ gebruikte, maar Kanner en Asperger verwezen nooit naar haar. Bron: Wikipedia.

[Fitzgerald, M., 2018][Robinson, J.E., 2017]

Het autisme van nu

Het mag duidelijk zijn dat de geschiedenis van het ontstaan van autisme enorm complex is en ontzettend met elkaar verweven lijkt te zijn. Nog steeds zijn er veel vragen die beantwoord moeten worden.

Op dit moment zijn de verschillende vormen van autisme onder één en dezelfde naam gestopt: ASS ofwel Autismespectrumstoornis. Dit is zo sinds de DSM 5 uit is gekomen. De reden voor de samenvoeging is, omdat de verschillende vormen enorm op elkaar lijken en op een spectrum liggen, zoals Wing ooit heeft bedacht.

Iedereen met autisme is anders en zo werd het ontzettend moeilijk om iedereen in een categorie te stoppen. Daarom heet het nu allemaal hetzelfde, maar wat is het dan precies?

Wat is autisme?

Als je dit artikel leest wil je waarschijnlijk weten wat autisme nou precies is. Het antwoord hierop is misschien helemaal niet zo makkelijk te geven zoals je leest. De definitie blijft continu veranderen, maar er zijn wel een aantal dingen die op dit moment zeker zijn.

Wat is autisme in het kort?

Autisme wordt omschreven als een pervasieve ontwikkelingsstoornis. Dit betekent dat het een diepgewortelde of diepgaande verstoring is van de ontwikkeling. Zoals je eerder hebt gelezen, is de overkoepelende naam tegenwoordig ASS, ofwel autismespectrumstoornis.

Bij mensen met autisme werken hun hersenen anders dan die van de neurotypische– dat zei ‘normale’– mensen. Hierdoor is onze kijk op de wereld anders. We voelen anders, denken anders, doen anders en zijn over het algemeen afwijkend van wat de norm is. Deze manier van denken– dat het een stoornis is– wordt ook wel het medische model genoemd.

Tegenwoordig wordt er steeds meer gesproken van autisme als een neurodiversiteit. Dat betekent simpelweg dat we een ander type hersenen hebben. Het is een neutraal begrip. We zijn niet per se afwijkend, maar we hebben gewoon een ander type hersenen waardoor we de wereld ook anders zien. Deze manier van denken noemen we ook wel het neurodiversiteitsmodel.

https://insandauts.nl/wp-content/uploads/2022/03/Wat-is-autisme-1.mp4
Deze korte animatie geeft het verschil weer tussen het medische model en het neurodiversiteitsmodel

Wat zijn de vormen van autisme?

Tegenwoordig zijn er dus geen verschillende vormen van autisme meer, maar voor 2013 werd er onderscheid gemaakt tussen een aantal verschillende vormen van autisme. De laatste drie vallen onder ontwikkelingsstoornissen, maar zijn niet echt ‘autisme’.

  • Klassiek autisme wordt ook wel het Syndroom van Kanner, of Infantiel Autisme genoemd. De kenmerken hiervan zijn bekend als moeite met communicatie en taal, moeite met sociale interactie en herhalende, stereotype gedragingen en interesses.
  • Het Syndroom van Asperger lijkt heel erg op het klassiek autisme van Kanner. Er zitten een paar verschillen tussen die ervoor zorgen dat het als twee verschillende diagnoses werd aangewezen.
    • Het Syndroom van Asperger heeft normaal ontwikkeld taalgebruik en cognitieve vaardigheden. Behalve op het sociale gebied hebben mensen met het Syndroom van Asperger ook geen moeite met zich aanpassen.
  • Het Syndroom van Rett lijkt helemaal niet op de bovengenoemde vormen van autisme. Rett begint als perfect normale ontwikkeling, maar vanaf een leeftijd van 5 maanden ontstaan problemen met de ontwikkeling. Taalontwikkeling en motorische ontwikkeling lijkt in regressie te gaan, alsof het teruggedraaid wordt.
  • Desintegratiestoornis in de vroege kindertijd is ook een ontwikkelingsstoornis. Tot een jaar of twee lijkt de ontwikkeling normaal te verlopen, maar hierna volgt een regressie in verschillende gebieden.
    • Dit kan taal zijn, sociale vaardigheden, aanpassingsvermogen… maar ook zeker een regressie in zindelijkheid of motorische ontwikkeling.
  • PDD-NOS staat voor: Pervasive Developmental Disorder Not Otherwise Specified. Kort gezegd gaat dit om alle ontwikkelingsverstoringen die niet onder de bovengenoemde categorieën vallen.
    • Als je niet aan de leeftijd voldoet, de symptomen niet ernstig genoeg zijn, etc.
    • Atypisch autisme viel hier toen ook onder.
  • MCDD staat voor Multiple Complex Developmental Disorder. Het is geen officiële diagnose in de DSM-5, maar er zijn wel professionals die deze naam gebruiken. Het kenmerkt zich door emotieregulatie problemen, afwijkend sociaal gedrag en afwijkende gedachten(patronen).
  • PDA is het Pathological Demand Avoidance patroon dat je ziet in sommige mensen met de diagnose autisme. Het is een ander profiel dat zich kenmerkt door het vermijden van vraag (in wat voor vorm dan ook) in extreme mate. Ook dit is geen officiële diagnose.

Wat zijn de statistieken van autisme?

De cijfers van autisme zijn lang en breed onderzocht, maar zonder een echte uitkomst. Het verschilt ook enorm per land en zelfs per regio!

De prevalentie is het vaakst onderzocht. Prevalentie is een maat van hoe vaak iets voorkomt:

  • Gemiddeld wereldwijd: 1,5%
  • Noord-Europa en de VK: 0,56% tot 2,65%
  • Centraal- en Zuid-Europa: 0,05% tot 0,61%
  • Verenigde Staten: 1,85%
  • Australië: 2,5%
  • Oost-Azië: 0,51%
  • West-Azië: 0,35%
  • Zuid-Azië: 0,31%

[Lyall et al., 2017][Bachmann et al., 2018][Qui et al., 2020][Maenner et al., 2020][Randall et al., 2016][Delobel-Ayoub et al., 2020][Russel et al., 2014]

Over het algemeen lijkt het man-vrouw ratio voor autisme nog steeds te vallen tussen de 1 op 4 en 1 op 3. Maar omdat vrouwen met autisme beter zijn in maskeren, kan het ook zijn dat er veel te weinig vrouwen worden gediagnosticeerd.

[Maenner et al., 2020]

Hiernaast zijn er tegenstrijdige beelden over wat sociaaleconomische factoren en etniciteit voor invloed hebben. Sommige studies zeggen dat mensen uit economisch minder welvarende gezinnen een hoger risico hebben op het ontwikkelen van autisme. Ook mensen uit immigratiegebieden zouden een hoger risico hebben.

[Delobel-Ayoub et al., 2020][Russel et al., 2014]

Andere studies zeggen dat dit effect niet duidelijk is.

[Maenner et al., 2020]

Het lijkt er ook op dat dat de eerstgeborene meer kans heeft op autisme. Dat er minder nakomelingen voortkomen uit mensen met autisme en dat ouders vaker alleenstaand zijn als ze autisme hebben.

[Sharman-Moser et al., 2019][Ugur et al., 2019][Randall et al., 2016]

In deze infographic wordt de prevalentie van autisme in verschillende regio’s duidelijk gemaakt. Veel is nog onbekend… zo ook of de man-vrouw verhouding wel echt zo duidelijk is als nu wordt gedacht!

Wat zijn de kenmerken van autisme?

De verschillende ontwikkelingsstoornissen zijn in 2013 samengevoegd onder de noemer ASS– Autisme Spectrum Stoornis. Deze overkoepelende naam maakt een einde aan de overlappingen tussen de verschillende diagnoses.

Kenmerken van autisme volgens de DSM 5

De DSM 5 bevat verschillende kenmerken die de diagnose autisme omschrijven. Belangrijk is om te onthouden dat er geen ‘symptomen van autisme’ bestaan. Dat zou betekenen dat autisme een soort ziekte is en dat is het zeker niet. We noemen deze symptomen dan ook ‘kenmerken’.

De DSM 5 heeft twee categorieën waarin je aan verschillende kenmerken moet voldoen om de diagnose autisme te krijgen.

In categorie A moet je aan alle kenmerken voldoen om kans te maken op de diagnose autisme.

  • De eerste zijn tekorten in sociaal-emotionele wederkerigheid. Dit betekent het ontvangen van een boodschap en deze op een gepaste manier beantwoorden.
    • Hierbij kan je denken aan niet goed weten hoe je op iets moet antwoorden.
    • Met welke toon ga je dat doen en welke woorden ga je gebruiken?
    • Begrijp ik het wel goed of zit er nog iets tussen de lijntjes?
    • Niet goed weten hoe we om moeten gaan met de emoties van een ander valt hier ook onder.
  • De tweede zijn tekorten in het gebruik en begrijpen van non-verbale communicatie, oftewel de communicatie zonder woordgebruik. Non-verbale communicatie omvat het grootste gedeelte van communicatie.
    • Het zijn de gezichtsuitdrukkingen en de lichaamshoudingen.
  • De derde zijn tekorten in het aangaan, onderhouden en begrijpen van relaties. Relaties zijn weer zo’n sociaal onderdeel van het leven waar mensen met autisme niet zo goed in zijn.
    • Vaak hebben we moeite om bijvoorbeeld dat eerste gesprek aan te gaan om een vriendschap te starten.
    • Het kan ook erg moeilijk zijn om de contacten te onderhouden.

Categorie B is wat minder veeleisend. Je moet minimaal twee van de vier kenmerken hebben voor een de diagnose ASS.

  • De eerst is stereotype of repetitieve bewegingen, gebruik van voorwerpen of spraak.
    • Onder dit kenmerk vallen ook stims, zelf-stimulerende handelingen.
    • Wanneer iemand met autisme nerveus of gefrustreerd wordt, kunnen we bepaalde gebaren of spraakpatronen aannemen, zoals echolalie. Door deze repetitieve dingen kunnen we ons wat beter gaan voelen en beter omgaan met de spanningen.
  • De tweede is hardnekkig vasthouden aan hetzelfde; aan routines en aan gedragspatronen. Dit is natuurlijk één van de meest herkenbare trekjes van autisme. We houden ervan om een bepaalde structuur te hebben in ons leven.
    • Dit kunnen routines zijn, maar ook bepaalde gedragingen.
    • Veranderingen kunnen we erg moeilijk vinden hierdoor, omdat we die routines, gedragingen en structuur los moeten laten.
  • De derde zijn beperkte, maar intense of obsessieve interesses.
    • Special interests zijn een kenmerk die we vaak zien bij mensen met autisme.
    • Elk onderwerp kan een special interest zijn.
  • De vierde herkennen we allemaal. Heftiger of zwakker reageren op zintuigelijke informatie of ongewone interesse in zintuigelijke informatie van de omgeving.
    • Prikkels kunnen soms moeilijk te verdragen zijn wat leidt tot overprikkeling
    • Ze komen extra hard binnen en we kunnen ze niet goed filteren en verwerken.
Sociale contacten zijn moeilijk en soms onbegrijpelijk…
Maskeren is niet iets wat we graag doen, maar is wel iets wat ons geleerd is
Hyperfocus: wanneer je vergeet te slapen, eten, drinken, etc.

[DSM-V | DSM-5]

Wat zijn minder bekende kenmerken van autisme?

Naast de diagnostische criteria of kenmerken voor autisme zijn er nog een hele hoop andere kenmerken van autisme die je kunnen vertellen of iemand mogelijk autistisch is.

  • Perfectionisme
  • Sterk gevoel van rechtvaardigheid
  • Eerlijk en oprecht
  • Gevoel een alien te zijn
  • Maskeren
  • Meltdowns
  • Shutdowns
  • Moeite met kritiek
  • Hyperfocus
  • Impulsief reageren
  • Makkelijk depressief
  • Extreem empatisch
  • Weinig empathie
  • Stemmingswisselingen
  • Kinderlijk reageren
  • Langere verwerkingstijd
  • Moeite met omgaan met executieve functies
  • Loyaal
  • ‘Slechte’ motoriek
  • Lage spierspanning
  • Evenwichtsproblemen
  • Meer hersteltijd nodig
  • Over- of ondergevoelig voor medicatie
  • Vermoeidheid
  • Slaapproblemen

Er zijn er nog wel een heel aantal op te noemen. Hier geldt simpelweg dat iedereen anders is en een andere combinatie van kenmerken heeft.

Vermoeidheid is geen grapje. Al helemaal niet met de comorbiditeiten die er zijn…
Spedial interests zijn de real deal, snap je?

Wat zijn de kenmerken van vrouwen met autisme vs. Mannen met autisme

Er zit ook een verschil tussen mannen en vrouwen met autisme. Deze typen worden vaak als man-vrouw onderscheidden, maar in principe kan iedereen één van de twee typen zijn. Je zou ze ook kunnen onderverdelen in een ‘meer maskerend’ en ‘minder maskerend’ type onderverdelen.

Dit is dan respectievelijk vrouw vs. man.

Meestal zijn het vrouwen, vrouw-identificerende of non-binaire personen die zich vinden in het meer maskerende typen. Dit hoeft lang niet altijd zo te zijn. Dit is dan ook gelijk het meest duidelijke verschil. Maskeren is het doen alsof iemand neurotypisch is– dat zei normaal.

[Livingston et al., 2019]

Verder hebben dit type autisten vaak minder moeite met het aangaan van vriendschappen in het algemeen, maar zijn deze vriendschappen niet heel diep. Ook hebben vrouwen met autisme meer moeite met het ontvangen van kritiek.

[Hiller et al., 2014][Sedgewick et al., 2019]

De meeste interesses van dit type zijn niet abnormaal, maar vaak valt het onder de ‘normale’ interesses van deze groep mensen. Aangezien dit vaak vrouwen zijn, kunnen we hier bijvoorbeeld spreken over fashion, etc.

[Nowell et al., 2019][Antezana et al., 2019]

Dit hoeft natuurlijk lang niet altijd zo te zijn, maar aangezien we vaak meer kopiëren dan mannen en mee willen gaan met wat anderen normaal vinden, klinkt het logisch.

Verder internaliseert het maskerende type veel meer zijn problemen dan het minder maskerende type. Ze houden hun problemen bij zichzelf en hierdoor ontstaan verschillende problemen of andere stoornissen, zoals eetstoornissen. Vaak worden deze stoornissen dan gediagnosticeerd in plaats van het autisme.

[Hull et al., 2020][Chandler et al., 2016]

Het maskerende type heeft om deze redenen ook vaak moeite met een diagnose krijgen. Dit is de reden dat ze vaak heel laat een diagnose krijgen. Soms als ze ver in de 40, 50 of zelfs ouder zijn!

Ghislaine en Bianca zijn beide autistische vrouwen, maar… Bron: RTLnieuws
Mik is een non-binair persoon wie ook heel goed weet hoe het is om te maskeren. @nl_actuallyautisticalien Bron: BNNVARA

Welke comorbiditeiten heeft autisme?

Comorbiditeiten zijn ziektes, stoornissen, beperkingen of andere dingen die vaak voorkomen bij– in dit geval– autisme. Autisme gaat vaak samen met een aantal andere dingen:

Wat zijn de meest voorkomende comorbiditeiten bij autisme?

  • Stemmingsstoornissen (zoals depressieve stoornis en bipolair I en II):
    • komen tussen de 1,4% en 70% samen voor
  • OCD
    • komen tussen de 2,6% en 37,2% samen voor
  • Angststoornissen
    • komen tussen de 13,6% en 84,1% samen voor
  • ADHD
    • komen tussen de 30% en 80% samen voor

Wat zijn minder voorkomende comorbiditeiten bij autisme?

Dit soort dingen kunnen ook de reden zijn dat het autisme niet wordt opgemerkt, zoals hiervoor gezegd is. Dan wordt een eetstoornis vastgesteld, maar niet het autisme waardoor dat het oplossen van een eetstoornis heel moeilijk gaat zijn.

Wat zijn de oorzaken van autisme?

Autisme heeft niet maar één duidelijke oorzaak. Vaak is het een combinatie van verschillende genetische, biologische en omgevingsfactoren die ervoor zorgen dat er autisme ontwikkelt.

Genetische risicofactoren bij autisme

Autisme is tot wel 90 procent overdraagbaar via de genen. Het belangrijkste deel van het ontwikkelen van autisme zijn dus genetische factoren. Het is bekend dat er honderden genen zijn die betrokken zijn bij het ontwikkelen van autisme.

[Gialoretti et al., 2018]

Er zijn wel 100 verschillende genen gevonden die anders kunnen zijn dan bij neurotypische mensen. Veel van de mutaties in deze genen zijn spontaan gekomen, maar er zijn ook een aantal vaker voorkomende mutaties gevonden.

Het mag duidelijk zijn dat de genetische component van het ontwikkelen van autisme erg complex zijn en ook heel breed. Het is vaak vanwege willekeur dat de mutaties plaatsvinden en zijn afhankelijk van de context van de ontwikkeling van het kind.

[Saterstrom et al., 2020]

Helaas is dit allemaal nog niet heel duidelijk. Het belangrijkste is dat autisme grotendeels erfelijk is, maar dat er niet echt een duidelijk verband is gevonden tussen autisme en verschillende genen.

Omgevingsfactoren bij autisme

Verschillende studies geven verschillende antwoorden. In dit geval lijkt het erop dat 9 tot 36 procent van de factoren uit de omgeving komen. Dit kunnen vele verschillende factoren zijn.

  • Leeftijd van de ouders
  • IQ van de ouders
  • Complicaties bij de geboorte
  • Prematuur geboren worden
  • Obsitas bij de moeder
  • Diabetes
  • Luchtvervuiling
  • Pesticiden

Meer factoren dan dit zijn wel onderzocht, maar hier komen gemixte resultaten uit. Voor de hierboven genoemde factoren is in ieder geval bewijs vanuit observaties– al is dat niet het sterkste bewijs.

[Lyall et al., 2017][ Modabbernia et al., 2017][Kalkbrenner et al., 2014][Rossignol et al., 2014]

De grootste factor om autisme te ontwikkelen is erfelijkheid! Dit betekent dat als je zelf autisme hebt het hoogstwaarschijnlijk ook geërfd wordt door je kind.

Welke theorieën over autisme zijn er?

Er zijn veel theorieën over autisme werkt van binnen in de hersenen. Veel van deze theorieën kunnen bepaalde kenmerken verklaren, maar geen van allen verklaren ze alle kenmerken van autisme.

Wat is Theory of Mind?

Eén van de bekendste theorieën over autisme is die van de Theory of Mind. Eigenlijk betekent deze theorie dat autisten moeite hebben met zich in een ander verplaatsen en begrijpen wat de ander bedoelt, voelt of denkt.

Het probleem is dat hierdoor het beeld ontstaat dat mensen met autisme geen empathie zouden hebben. Dit is onjuist, omdat met Theory of Mind maar één kant wordt belicht– het begrijpen van andermans emoties. Andere typen empathie worden hierin helemaal niet meegenomen.

Nogmaals, iedereen met autisme is anders. Dat betekent dat de één ook beter in staat is een ander te begrijpen dan de ander. De theorie verklaart ook lang niet alle problemen waar mensen met autisme tegenaan lopen.

[Baren-Cohen et al., 1985]

Wat is de executieve functie-theorie?

Executieve functies zijn functies die nodig zijn om bewust dingen aan te sturen en uit te voeren. Voor executieve functies moet je plannen kunnen maken en kunnen schakelen van de ene naar de andere handeling.

De executieve functie-theorie zegt dat dit nou juist de problemen zijn van mensen met autisme. In de hersenen werkt de prefrontale cortex als manager van de executieve functies. Bij autisme is deze anders ontwikkelt.

Dit zou verklaren waarom autisten zulk herhalend gedrag vertonen. Simpelweg omdat we niet kunnen schakelen naar een andere handeling.

Bewijs is er ontzettend weinig voor deze theorie. Hoewel het klopt dat we moeite hebben met executieve functies is dit zeker niet de reden dat we zijn zoals we zijn. En meer dan het herhalende gedrag verklaart het ook niet.

Het is zelfs zo dat aangezien er vaak een voorkeur is voor de betreffende herhalende handeling… dat het niet echt betekent dat we ‘vastzitten’ in en handeling zoals wordt gezegd.

[Demetriou et al., 2019]

Wat betekent gebrekkige centrale coherentie?

Deze theorie betekent dat mensen met autisme moeite hebben om informatie te verwerken tot een groter geheel. We zouden vooral aandacht besteden aan details en minder aan het grote geheel. Vaak klopt dit ook wel.

Maar het verklaart nog lang niet alles.

De theorie van gebrekkige centrale coherentie sluit aan bij wat we weten over de connecties tussen hersencellen. Op korte afstanden is de aansluiting groter dan op langere afstanden wat kan verklaren waarom we zo op details gericht zijn.

[Frith et al., 1994]

Wat is empatiseren vs. Systematiseren?

De theorie van empathiseren en systematiseren gaat erover dat autisten een gebrek hebben aan empatisch vermogen en zich meer bezig houden met systematiseren.

Empathie heeft twee onderdelen. De eerste is cognitieve empathie: het begrijpen van een ander, zoals gezegd is bij de Theory of Mind. De tweede is affectieve empathie: het reageren op gevoelens van een ander.

Ook hier wordt weer een beeld geschetst dat we geen empathie zouden hebben, terwijl dit echt niet altijd het geval is. Veel van ons voelen juist teveel empathie.

Er wordt ook wel eens gesproken van een extreem mannelijk brein, omdat autisme vaker bij mannen voorkomt en mannen meer systematiseren dan vrouwen (over het algemeen). Ook zijn bepaalde gebieden kleiner bij neurotypische mannen en ook bij mensen met autisme.

Deze theorie is redelijk goed onderbouwt en verklaart verschillende onderdelen van autisme:

  • Vasthouden aan routines en gedragingen
  • (soms) Moeite met empathie
  • Aandacht voor detail vanwege hele gedetaileerde ‘systemen’
  • Moeite met communicatie vanwege minder empathiseren

Jammer genoeg klopt het veelal ook niet met de werkelijkheid. Iedereen met autisme is zo verschillend. De één kan prima empathiseren, de ander niet. De één zet alles in een systeem, en de ander niet.

[Baren-Cohen et al., 2009]

Wat is neurodiversiteit?

De theorie van neurdiversiteit betekent dat er veel variaties zijn in hersenen en dat die niet afwijkend zijn. Bij het conventionele, medische, model wordt uitgegaan van een beperking, stoornis of handicap. Hierbij wordt gefocust op de gebreken en op de persoon en zijn biologische en genetische ‘opmaak’.

Neurodiversiteit gaat erom dat we switchen naar een ander type model. Het neurodiversiteits-model waar er gefocust wordt op een natuurlijk verschil in ontwikkeling. Er wordt gefocust op de de krachten van een persoon en de verschillen worden omarmt.

[Pellicano et al., 2021]

Wat is de dubbele empathie theorie?

De dubbele empathie theorie is een andere benaming voor het dubbele empathie probleem. Dit zegt dat mensen met autisme de wereld niet goed begrijpen, maar dat de wereld hen ook niet goed begrijpt.

Er is dus een probleem met empathie van beide kanten. De neurotypische kant en de autistische kant.

[Milton et al., 2012]

Wat is de Intense World theorie?

Deze theorie stelt dat veel regio’s in de hersenen van autisten extreem functioneren. Ze zijn hyper-reactief op verschillende prikkels wat ervoor zorgt dat mensen met autisme ontzettend gedetailleerde informatie binnenkrijgen van de wereld. Een extreem intense wereld dus.

[Markram et al., 2010]

Wat is de behandeling van autisme?

Autisme is geen ziekte, maar een andere manier van de wereld bekijken. Dit betekent dan ook dat het niet te genezen is en er niet echt een behandeling voor is. Er zijn verschillende therapiën die wél een handje kunnen helpen bij de problemen die we ervaren.

Wat is cognitieve GedragsTherapie (CGT)?

Cognitieve gedragstherapie gaat erover dat we via onze gedachten, onze gevoelens kunnen beïnvloeden en zo kunnen handelen naar wat er nodig is om negatieve gedachten te veranderen.

Je werkt dan met een G-schema die je in kunt vullen. Je kan het onderverdelen in vijf stappen:

  1. Gebeurtenis: Wat er is gebeurd
  2. Gedachten: De gedachten die zich toen voordeden
  3. Gevoel: Het gevoel wat je toen kreeg
  4. Gedrag: Wat je toe gedaan hebt in reactie
  5. Gevolg: Het gevolg van wat je hebt gedaan

CGT is over het algemeen de eerste keuze voor mensen met autisme die last hebben van angsten of depressie. Het systematische denken werkt hier vaak aan mee. Wel moeten er vaak wat aanpassingen worden gemaakt aan de manier waarop de therapie wordt overgedragen.

[Wood et al., 2017][Weiss et al., 2018]

Dit is een simpel G-schema. Als je dit invult, kom je vanzelf achter verschillende manieren om ergens mee om te gaan. Bron: JARI coaching

Wat is applied Behavioural Analysis (ABA)?

ABA is de meest voorkomende therapie voor jonge autisten. Deze therapie staat aangeschreven als de beste therapie voor jonge kinderen met autisme om hen vaardigheden aan te leren die ze later in het leven nodig gaan hebben.

In realiteit wordt er hier puur gekeken naar het gedrag van een kind en niet naar de achterliggende oorzaak. Er worden verschillende manieren geprobeerd om het gewenste gedrag te krijgen– het sociaal gewenste gedrag bedoel ik daarmee.

Deze manier van therapie zorgt er niet voor dat de problemen van autisme verdwijnen, maar wél dat het kind deze problemen internaliseert. Dit soort therapie kan leiden tot trauma en PTSS.

[Kupferstein, 2018][Bottema-Beutel et al., 2021]

In deze video legt Chloe uit waarom ABA niet goed is voor de autistische community en wat de gevolgen hiervan zijn. Kijk niet als je denkt dat dit triggerend is. Bron: TedxTalks

Wat is acceptance and Commitment Therapie (ACT)?

ACT is een therapievorm waar je probeert om de relatie met je gedachten en gevoelens te veranderen door middel van mindfullness en acceptatie.

Het doel van ACT is om flexibeler te worden op psychologisch niveau. Wat betekent dat:

  • Je mindfull bent in situaties die zich in het nu voordoen
  • Je dit doet met een niet oordelende en accepterende blik
  • Je handelt naar wat jouw waarden zijn, ook als deze je gevoelens en gedachten tegenspreken

[Hayes et al., 2004][Levin et al., 2014]

Deze video geeft een korte en heldere uitleg over ACT. Het doel is dus om flexibeler te leren omgaan met wat op je pad komt en niet per se om de klachten te verminderen.

Bronnen:

  • Wolff, S. (2004). The history of autism. European child & adolescent psychiatry, 13(4), 201-208.
  • Itard, J. M. G. (1802). An historical account of the discovery and education of a savage man: Or, the first developments, physical and moral, of the young savage caught in the woods near Aveyron in the year 1798. R. Phillips.
  • Rau, J. D. (2003). Is it autism?. Contemporary Pediatrics, 20(4), 54-68.
  • O’Reilly M., Lester J.N., Kiyimba N. (2020) Autism in the Twentieth Century: An Evolution of a Controversial Condition. In: Taylor S., Brumby A. (eds) Healthy Minds in the Twentieth Century. Mental Health in Historical Perspective. Palgrave Macmillan, Cham. https://doi-org.proxy.library.uu.nl/10.1007/978-3-030-27275-3_7
  • Fitzgerald, Michael (2018) THE HISTORY OF AUTISM IN THE FIRST HALF CENTURY OF THE 20TH CENTURY: NEW AND REVISED. Journal for ReAttach Therapy and Developmental Diversities, 1 (2). pp. 70-77. ISSN 2589-7799
  • Czech, H. Hans Asperger, National Socialism, and “race hygiene” in Nazi-era Vienna. Molecular Autism 9, 1–43 (2018). https://doi.org/10.1186/s13229-018-0208-6
  • Hans Asperger, “Die ‘Autistischen Psychopathen’ im Kindesalter [Autistic Psychopaths in Childhood]” (in German), Archiv für Psychiatrie und Nervenkrankheiten 117 (1944): 76–136.
  • Leo Kanner, “Autistic Disturbances of Affective Contact,” Nervous Child 2 (1943): 217–250.
  • Lorna Wing, “Language, Social and Cognitive Impairments in Autism and Severe Mental Retardation,” Journal of Autism and Developmental Disorders 11, no. 1 (March 1981): 31–44.
  • Schopler, E., Mesibov, G. B., & Kunce, L. J. (Eds.). (1998). Asperger syndrome or high-functioning autism?. Springer.
  • van Rosmalen, L., van der Veer, R., & van der Horst, F. C. (2020). The nature of love: Harlow, Bowlby and Bettelheim on affectionless mothers. History of Psychiatry, 31(2), 227–231.
  • Robison, J. E. (2017). Kanner, Asperger, and Frankl: A third man at the genesis of the autism diagnosis. Autism, 21(7), 862–871.
  • Autism Society Southern Arizona
  • Bachmann, C. J., Gerste, B., Hoffmann, F. (2018). Diagnoses of autism spectrum disorders in Germany: Time trends in administrative prevalence and diagnostic stability. Autism, 22(3), 283–290.
  • Delobel-Ayoub, M., Saemundsen, E., Gissler, M., Ego, A., Moilanen, I., Ebeling, H., . . . Roge, B. (2020). Prevalence of autism spectrum disorder in 7–9-year-old children in Denmark, Finland, France and Iceland: A population-based registries approach within the ASDEU Project. Journal of Autism and Developmental Disorders, 50(3), 949–959
  • Lyall, K., Croen, L., Daniels, J., Fallin, M. D., Ladd-Acosta, C., Lee, B. K., . . .Windham, G. C. (2017). The changing epidemiology of autism spectrum disorders. Annual Review of Public Health, 38, 81–102
  • Maenner, M. J., Shaw, K. A., Baio, J. (2020). Prevalence of autism spectrum disorder among children aged 8 years – Autism and developmental disabilities monitoring network, 11 sites, United States, 2016. Morbidity and Mortality Weekly Report Surveillance Summaries, 69(4), 1–12.
  • Qiu, S., Lu, Y., Li, Y., Shi, J., Cui, H., Gu, Y., . . . Cheng, Y. (2020). Prevalence of autism spectrum disorder in Asia: A systematic review and meta-analysis. Psychiatry Research, 284, 112679
  • Randall, M., Sciberras, E., Brignell, A., Ihsen, E., Efron, D., Dissanayake, C., Williams, K. (2016). Autism spectrum disorder: Presentation and prevalence in a nationally representative Australian sample. Australian & New Zealand Journal of Psychiatry, 50(3), 243–253.
  • Russell, G., Rodgers, L. R., Ukoumunne, O. C., Ford, T. (2014). Prevalence of parent-reported ASD and ADHD in the UK: Findings from the Millennium Cohort Study. Journal of Autism and Developmental Disorders, 44(1), 31–40.
  • Sharman Moser, S., Davidovitch, M., Rotem, R. S., Chodick, G., Shalev, V., Koren, G. (2019). High dose folic acid during pregnancy and the risk of autism; the birth order bias: A nested case-control study. Reproductive Toxicology, 89, 173–177.
  • Ugur, C., Tonyali, A., Goker, Z., Uneri, O. S. (2019). Birth order and reproductive stoppage in families of children with autism spectrum disorder. Psychiatry and Clinical Psychopharmacology, 29(4), 509–514
  • Hull, L., Petrides, K.V. & Mandy, W. The Female Autism Phenotype and Camouflaging: a Narrative Review. Rev J Autism Dev Disord 7, 306–317 (2020).
  • Antezana, L., Factor, R. S., Condy, E. E., Strege, M. V., Scarpa, A., & Richey, J. A. (2019). Gender differences in restricted and repetitive behaviors and interests in youth with autism. Autism Research, 12(2), 274–283
  • Chandler, S., Howlin, P., Simonoff, E., O’Sullivan, T., Tseng, E., Kennedy, J., et al. (2016). Emotional and behavioural problems in young children with autism spectrum disorder. Developmental Medicine and Child Neurology, 58(2), 202–208
  • Hiller, R. M., Young, R. L., & Weber, N. (2014). Sex differences in autism spectrum disorder based on DSM-5 criteria: Evidence from clinician and teacher reporting. Journal of Abnormal Child Psychology, 42(8), 1381–1393.
  • Hull, L., Petrides, K. V., Allison, C., Smith, P., Baron-Cohen, S., Lai, M., & Mandy, W. (2017a). “Putting on my best normal”: Social camouflaging in adults with autism Spectrum conditions. Journal of Autism and Developmental Disorders, 47(8), 2519–2534
  • Livingston, L. A., Colvert, E., Bolton, P., & Happé, F. (2019). Good social skills despite poor theory of mind: Exploring compensation in autism spectrum disorder. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 60(1), 102–110.
  • Nowell, S. W., Jones, D. R., & Harrop, C. (2019). Circumscribed interests in autism: Are there sex differences? Advances in Autism, AIA-09-2018-0032
  • Sedgewick, F., Hill, V., & Pellicano, E. (2019). ‘It’s different for girls’: Gender differences in the friendships and conflict of autistic and neurotypical adolescents. Autism, 23(5), 1119–1132.
  • L. Emberti Gialloreti and P. Curatolo, “Autism Spectrum Disorder: Why Do We Know So Little?”, Frontiers in Neurology, vol. 9, 2018.
  • G. Bjørklund, M. Waly, Y. Al-Farsi, K. Saad, M. Dadar, M. Rahman, A. Elhoufey, S. Chirumbolo, J. Jóźwik-Pruska and J. Kałużna-Czaplińska, “The Role of Vitamins in Autism Spectrum Disorder: What Do We Know?”, Journal of Molecular Neuroscience, vol. 67, no. 3, pp. 373-387, 2019.
  • Modabbernia, A., Velthorst, E., & Reichenberg, A. (2017). Environmental risk factors for autism: An evidence-based review of systematic reviews and meta-analyses. Molecular Autism, 8, 13.
  • Lyall, K., Croen, L., Daniels, J., Fallin, M. D., Ladd-Acosta, C., Lee, B. K., … Newschaffer, C. (2017). The changing epidemiology of autism spectrum disorders. Annual Review of Public Health, 38, 81–102.
  • Satterstrom, F. K., Kosmicki, J. A., Wang, J., Breen, M. S., De Rubeis, S., An, J.-Y., … Walters, R. K. (2020). Large-scale exome sequencing study implicates both developmental and functional changes in the neurobiology of autism. Cell, 180(3), 568–584.e23.
  • Kalkbrenner, A.E.; Schmidt, R.J.; Penlesky, A.C. Environmental chemical exposures and autism spectrum disorders: A review of the epidemiological evidence. Curr. Probl. Pediatr. Adolesc. Health Care 2014, 44, 277–318.
  • Rossignol, D.A.; Genuis, S.J.; Frye, R.E. Environmental toxicants and autism spectrum disorders: A systematic review. Transl. Psychiatry 2014, 4, e360
  • Baron-Cohen, S., Leslie, A. M., & Frith, U. (1985). Does the autistic child have a “theory of mind”?. Cognition, 21(1), 37-46.
  • Demetriou, E. A., DeMayo, M. M., & Guastella, A. J. (2019). Executive function in autism spectrum disorder: history, theoretical models, empirical findings, and potential as an endophenotype. Frontiers in psychiatry, 753.
  • Baron-Cohen, S. (2009), Autism: The Empathizing–Systemizing (E-S) Theory. Annals of the New York Academy of Sciences, 1156: 68-80.
  • Frith, U., & Happé, F. (1994). Autism: Beyond “theory of mind”. Cognition, 50(1-3), 115-132.
  • Pellicano, E., & den Houting, J. (2021). Annual Research Review: Shifting from ‘normal science’to neurodiversity in autism science. Journal of Child Psychology and Psychiatry.
  • Wood, J. J., Klebanoff, S., Renno, P., Fujii, C., Danial, J. (2017). Individual CBT for anxiety and related symptoms in children with autism spectrum disorders.
  • Weiss, J. A., Thomson, K., Riosa, P. B., Albaum, C., Chan, C., Maughan, A. et al. (2018). A randomized waitlist-controlled trial of cognitive behavior therapy to improve emotion regulation in children with autism. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 59(10), 1–12.
  • Kupferstein H. Evidence of increased PTSD symptoms in autistics exposed to applied behavior analysis. Adv Autism. 2018
  • Bottema-Beutel, Kristen, and Shannon Crowley. “Pervasive undisclosed conflicts of interest in applied behavior analysis autism literature.” Frontiers in Psychology 12 (2021)
  • Hayes, S. C. (2004). Acceptance and commitment therapy, relational frame theory, and the third wave of behavioral and cognitive therapies. Behavior therapy, 35(4), 639-665.
  • Levin, M. E., Pistorello, J., Seeley, J. R., & Hayes, S. C. (2014). Feasibility of a prototype web-based acceptance and commitment therapy prevention program for college students. Journal of American College Health, 62(1), 20-30.
  • Rommelse, N. N. J., Franke, B., Geurts, H. M., Hartman, C. A., & Buitelaar, J. K. (2010). Shared heritability of attention-deficit/hyperactivity disorder and autism spectrum disorder. European Child & Adolescent Psychiatry, 19(3), 281–295.
  • Muris, P., Steerneman, P., Merckelbach, H., Holdrinet, I., & Meesters, C. (1998). Comorbid anxiety symptoms in children with pervasive developmental disorders. Journal of Anxiety Disorders, 12(4), 387–393.
  • Kim, J. A., Szatmari, P., Bryson, S. E., Streiner, D. L., & Wilson, F. J. (2000). The prevalence of anxiety and mood problems among children with autism and Asperger syndrome. Autism, 4(2), 117–132.
  • Postorino, V., Sharp, W. G., McCracken, C. E., Bearss, K., Burrell, T. L., Evans, A. N., et al. (2017). A systematic review and meta-analysis of parent training for disruptive behavior in children with autism spectrum disorder. Clinical Child and Family Psychology Review, 20(4), 391–402.
  • Postorino, V., & Mazzone, L. (2016). Mood disorders and autism spectrum disorder. Cham: Springer
  • Shaltout E., Al-Dewik N., Samara M., Morsi H., Khattab A. (2020) Psychological Comorbidities in Autism Spectrum Disorder. In: Essa M., Qoronfleh M. (eds) Personalized Food Intervention and Therapy for Autism Spectrum Disorder Management. Advances in Neurobiology, vol 24.
  • Markram K and Markram H (2010) The Intense World Theory – a unifying theory of the neurobiology of autism. Front. Hum. Neurosci.
  • Milton, D. E. (2012). On the ontological status of autism: the ‘double empathy problem’. Disability & Society, 27, 883–887.

Autisme en Menstruatie

Ongesteldheid is kut. Als neurotypisch persoon is dit al kut, maar als je ook nog eens extra gevoelig bent voor prikkels– of wel autistisch– dan is het al helemaal erg. De krampen, de geur, de stemmingswisselingen… Alles is net een tandje verhoogd wanneer je maandstonden eraan zitten te komen. Maar hoe zit het nu met autisme en PMS en PMDD? Ik had het idee dat veel autisten hier last van zouden hebben– en ik kreeg gelijk. Lees dit artikel om te vinden wat ik vond.

PMS/PMDD

Als het eitje niet bevrucht wordt of niet goed innestelt, wordt je weer ongesteld. Sommige mensen ervaren iets wat ze noemen PMS of Premenstrueel Syndroom. Dit is een aandoening waar rond de menstruatie enorme lichamelijke en emotionele klachten verschijnen. Deze klachten komen ook elke maand weer terug.

Symptomen van PMS:

(De Gynaecoloog)

Dit zijn de meest voorkomende klachten. Ernstige pijn is echter geen echt kenmerk van PMS. Mocht je last hebben van extreme krampen, dan kan dit reden zijn om te overleggen met je huisarts.

Als je dacht dat PMS verschrikkelijk was, kunnen we nog een stapje verder. PMDD. Dit staat voor Premenstrueel Dysmorphic Disorder. Dit is de extremere variant van PMS. De symptomen van PMDD moeten minimaal vijf van de volgende zijn, waarvan minstens één emotioneel kerncomponent—van de eerste vier kenmerken.

Symptomen van PMDD:

  • Stemmingswisselingen;
  • Prikkelbaarheid, woede of toegenomen innerlijke conflicten;
  • Depressie, hopeloosheid;
  • Angst, spanning, gevoel van opgefokt zijn;
  • Verminderde interesse in activiteiten;
  • Moeite met concentreren en focussen;
  • Vermoeidheid of gebrek aan energie;
  • Veranderingen in eetlust (meer oorzaken van eetproblemen bij autisme lees je hier)
  • Hypersomnie of juist slapeloosheid;
  • Overweldigd of onbeheerst voelen;
  • Lichamelijke symptomen van PMS.

(PMDD Nederland)

Autisme, menstruatie en PMS/PMDD

Er is weinig informatie over menstruatie bij mensen met autisme. Het gelimiteerde literatuur die er is heb ik natuurlijk opgezocht. Hieruit blijkt dat ernstige symptomen van PMS vaak voorkwamen. Rond de menstruatie bleek ook het autistische gedrag te ‘verergeren’. Het werd meer frequent en meer belemmerend. Veel werden er ook meer agressief rond de menstruatie of kregen meer last van herhalende bewegingen. Veel werden er ook meer obsessief.

(Hamilton et al., 2011)

Niet alleen PMS is meer frequent onder mensen met autisme. Ook het extremere PMDD is vaker frequent. Er is zelfs een studie waar van de 26 mensen die geïnterviewd werden wel 92 procent de criteria voor PMDD had! Dat is natuurlijk belachelijk veel. Een andere studie vond juist maar 11 procent van de 36 mensen met de criteria voor PMDD—dit waren non-autistische mensen. Autisme lijkt dus zeker wel een risicofactor te zijn.

(Steward et al., 2020 | Ibrahim, 2021)

Conclusie

Nogmaals. Ongesteldheid is kut, het is verschrikkelijk dat we dit elke maand mee moeten maken, maar het hoort er nu eenmaal een beetje bij. Dat wij– als mensen met autisme– nu extra gevoelig blijken te zijn en vaker PMS of PMDD hebben… dat was al een beetje te verwachten, nietwaar? Niet dat het leuk is. Er zijn wel meer dan genoeg hulpmiddelen om deze tijden door te komen. Denk aan een verzwaringsdeken, of een lekker warm kruikje! Succes, jij kan dit!

Autisme en Borderline

Borderline is een veelvoorkomende misdiagnose bij vrouwen die eigenlijk autisme hebben. Een aantal kenmerken van borderline lijken op die van autisme qua uiterlijk, maar de oorzaak is heel anders. Wat zijn de verschillen tussen borderline en autisme? En wat zijn de overeenkomsten? Aan de hand van de DSM 5 kenmerken van Borderline vertel ik je er meer over!

Wat is Autisme?

Autisme is een ontwikkelingsstoornis. Onze hersenen zijn anders gevormd en ontwikkeld en hierdoor gedragen we ons anders dan normale mensen. Ook denken we anders dan normale mensen en beleven we de wereld in een ander, soms donkerder, licht (meer over de kenmerken van autisme lees je hier).

Kenmerken van autisme zijn moeite met sociale relaties, gefixeerde interesses en prikkelgevoeligheid. Mensen met autisme hebben moeite om relaties aan te gaan en te onderhouden. Vaak begrijpen ze het sociale aspect ook niet helemaal. Normale mensen zijn voor ons lastig te lezen.

Verder hebben we vaak een aantal interesses die eigenlijk obsessies genoemd kunnen worden door sommigen. Er zitten verschillen tussen deze speciale interesses en obsessies (meer over het verschil tussen special interest en obsessie hier). We kunnen eindeloos doorgaan over deze interesses en weten er veel van af.

Ook zijn wij, autisten, erg gevoelig voor prikkels. Prikkels zijn alle stukjes informatie die je op een dag binnen krijgt. Onze hersenen verwerken die prikkels anders en daardoor komen ze harder binnen. Hierdoor duurt het ook langer voordat ze goed verwerkt zijn en we er iets mee kunnen. Teveel prikkels leidt tot overprikkeling en dat kan veel stress met zich meebrengen (meer over overprikkeling vind je hier).

Wat is Borderline Persoonlijkheidsstoornis?

Borderline is een persoonlijkheidsstoornis. Het wordt beschreven als een diepgaand patroon in relaties en zelfbeeld met impulsiviteit beginnend in de vroege volwassenheid. Eigenlijk ben je met borderline vastgeroest in een bepaald patroon van push en pull binnen je relaties, op en neer gaande stemmingen, een verschrikkelijk negatief zelfbeeld en vaak erg impulsief zijn.

Er zijn nog andere kenmerken van Borderline die ervoor zorgen dat je, volgens de DSM-5, gediagnosticeerd kan worden met deze stoornis. Verlatingsangst, dissociëren en automutilatie vallen hier ook onder. Borderline kan met verschillende therapieën en eventueel medicijnen gemanaged worden, maar het blijft een lastige stoornis om mee te leven.

Borderline en Autisme

Aan de hand van de negen kenmerken van Borderline, zal ik uitleggen hoe dit verward kan worden met autisme en waarom er dus misdiagnoses gemaakt worden– ook door professionals.

Krampachtig proberen te voorkomen om feitelijk of vermeend in de steek gelaten te worden

Veel mensen met Borderline hebben verschrikkelijke verlatingsangst. Door deze angst gaan ze er eigenlijk altijd van uit dat iemand ze zal verlaten, zelfs als er voor ons geen aanleiding voor lijkt te zijn. Soms kan het zijn dat ze hierdoor juist verlaten worden, omdat de ander hun continue onzekerheid, wisselingen en soms beschuldigingen zat zijn.

Veel mensen met autisme hebben een erg laag zelfbeeld en vallen regelmatig buiten de boot. Al vanaf kinds af aan is er op hun hart gedrukt dat ze anders zijn. Ook andere kinderen en volwassenen weten dat ze anders zijn. Dit kan ertoe leiden dat ze verlaten worden door die mensen– wat leidt tot verlatingsangst die soms extreem erg kan zijn.

Een patroon van instabiele en intense relaties gekenmerkt door wisselingen tussen idealiseren en kleineren

Mensen met Borderline hebben er een patroon van gemaakt om mensen weg te duwen– uit angst– en de hemel in te prijzen– vaak ook uit angst. Hun verlatingsangst zorgt ervoor dat ze liever zélf de ander ‘verlaten’ voordat diegene hún verlaat. Aan de andere kant hebben veel van hen ook een favourite person wie ze helemaal de hemel in kunnen prijzen. Ze voelen namelijk ontzettend veel en dus ook veel liefde, maar deze favourite person kunnen ze dus ook weer wegduwen.

Sommige mensen met autisme weten niet altijd goed wat ze met hun relaties aan moeten. Door hun eigen verlatingsangst kunnen ze mensen wegduwen, maar ze kunnen ook mensen wegduwen uit overprikkeling. Wanneer een autist overprikkeld is, kunnen ze vaak geen sociale contacten meer verdragen en zullen ze af en toe mensen van hun wegduwen– of gewoon niet meer reageren voor bepaalde tijd.

Vaak zijn we enorm blij als we iemand hebben gevonden die ons autisme accepteert en van ons houdt zoals we zijn. We gaan dan ook helemaal los bij die persoon. Het wordt ons steun en toeverlaat met wie we alles willen delen en ons vreemde zelf kunnen zijn. Dit kan best overweldigend overkomen voor die andere persoon, of als idealiseren.

Identiteitsstoornis: duidelijk en aanhoudend instabiel zelfbeeld of zelfgevoel

Als je Borderline hebt, heb je vaak een enorm negatief en instabiel zelfbeeld. Ook kan het zijn dat je überhaupt niet eens weet wie je eigenlijk bent. De sterke wisselingen die in Borderline voorkomen, komen dus ook voor binnen het zelfbeeld. Het ene moment– meestal– vind je jezelf een verschrikkelijk mens, zoals wanneer iemand je verlaat. Het andere moment kan je in een hele goede bui zijn en jezelf de mooiste van het land vinden– vaak in combinatie met impulsaankopen en shopping tripjes.

Ook mensen met autisme weten niet altijd wie ze zijn. Ook mensen met autisme hebben vaak een ontzettend laag zelfbeeld. Wat verwacht je als je buitengesloten wordt door de hele wereld? Uiteraard heeft dat een negatief effect op je zelfbeeld. Ook het feit dat je niet kan doen wat normale mensen wel kunnen, voelt als falen wat weer zijn effect heeft.

Het niet weten wie je bent kan als autist heel lastig zijn. Vaak neem je trekjes over van andere mensen met wie je omgaat. Sommigen met autisme gaan maar met weinig mensen om waardoor je niet zo goed weet wie je bent en wat er van je wordt verwacht. Anderen gaan juist wél met mensen om, maar snappen daarom niet meer welke trekjes je authentieke zelf zijn en welke niet.

Maskeren helpt ook niet mee. Continu jezelf voordoen als iemand anders, als normaal, kan ook impact hebben op wie je bent. Wie ben je onder dat masker? Vele hebben dat masker zo lang niet afgezet dat ze zelf niet meer weten wie ze daaronder zijn. Waar eindigt het masker en waar begin ik?

Impulsiviteit op ten minste twee gebieden die in potentie betrokkene zelf kunnen schaden

Met Borderline ben je vaak impulsief. Té impulsief. Zo impulsief dat het jezelf kan schaden. Denk aan drank- en drugsgebruik. Denk aan overmatig shoppen met geld wat je eigenlijk niet hebt. Deze impulsiviteit komt vaak voort uit een negatieve stemming of uit onmacht omdat je niet weet wie je bent.

Ook met autisme kun je soms impulsief zijn. Vaak kunnen we teveel geld uitgeven aan onze speciale interesses– en soms hebben we dat geld niet. We kunnen uit overprikkeldheid doen aan zelfmedicatie door middel van drank en drugs, of seks. Ook wij kunnen onszelf schaden, omdat we niet meer weten wat we anders moeten doen.

Terugkerende suïcidale gedragingen, gebaren of dreigingen óf automutilatie

Suïcidaliteit en automutilatie zijn geen onbekenden van iemand met Borderline. Het komt vaak voort uit wanhopigheid. Dit komt door een extreem negatieve stemming, misschien omdat iemand ze dreigt te verlaten of misschien is het wel een impulsief besluit om jezelf te pijnigen.

Deze zelfde suïcidaliteit en zelfbeschadiging zijn ook niet onbekend voor mensen met autisme. Wanneer we overprikkeld zijn, willen we dat afreageren. En soms reageren we dat af op onszelf. Dit is soms een impulsief besluit, omdat we wanhopig zijn om weer terug te komen op de wereld en de controle niet te verliezen. Soms is het een heel bewust gebeuren, omdat het ons toch helpt op een soort zieke manier.

De prikkels, de verwachtingen, het gevoel van falen als mens… Dat alles kan leiden tot gedachten aan de dood. En dat is voor ons heel normaal. Maar het ís niet normaal. Het zou niet normaal móéten zijn. En toch is het zo.

Extreme stemmingswisselingen

Dat mensen met Borderline extreme schommelingen hebben in stemming is al lang bekend. Soms kunnen ze binnen enkele minuten switchen tussen boosheid, blijheid en verdriet. Sommige stemmingen duren een paar uur, andere een paar dagen, maar meestal houden ze niet heel lang aan voordat er weer iets gebeurd en ze omschakelen.

Eigenlijk geeft dit al het verschil met autisme weer. Mensen met autisme kunnen af en toe extreme schommelingen hebben in stemming, maar dat is meestal omdat ze overprikkeld zijn. Dan kunnen ze een meltdown krijgen wat zich kan uiten in verdriet of boosheid. Alleen duren deze stemmingen vaak langer dan een paar minuten en moeten we ook echt lang bijkomen van zo’n meltdown. We schakelen dus lang niet zo snel als mensen met Borderline– en ook niet om dezelfde reden.

Chronisch gevoel van leegte

Mensen met Borderline voelen zich regelmatig leeg. Ze weten niet goed wie ze zijn, mensen lijken ze te pas en te onpas te verlaten… Iedereen zou daar moedeloos van worden. Ze missen vaak iets, maar ze kunnen niet onder woorden brengen wat ze precies missen.

Mensen met autisme kunnen zich ook wel eens leeg voelen. Soms zijn we door alle prikkels en negatieve gedachten helemaal leeggezogen en kúnnen we niet eens iets anders voelen. Dit kan ook een chronisch probleem zijn, maar ook hier komt het voort uit overprikkeling.

Inadequate, intense woede of moeite kwaadheid te beheersen

Mensen met Borderline hebben dus moeite hun woede te beheersen. Vaak komt dit in één keer op– voor ons dan. Voor hun is het een volledig logische reactie op bijvoorbeeld een vermeende verlating. Er is iets gebeurd waardoor het voelt alsof ze de controle verliezen en ze verlaten worden. Boosheid is dan een normale reactie op dit verraad.

Bij autisme: Meltdowns. ‘Nuff said.

Voorbijgaande, aan stress gebonden paranoïde ideeën of ernstige dissociatieve verschijnselen

Als je Borderline hebt, is het soms makkelijker en beter om jezelf af te sluiten van de wereld. Dissociëren is dan ook niet anders dan normaal als je in een stressvolle situatie zit. Je geest of je lichaam sluit zich af en je bekijkt jezelf vanuit een andere hoek. Ook kan het zijn dat je soms wat paranoïde wordt.

Mensen met autisme zullen niet zo snel paranoïde worden, maar we kunnen zeker wel dissociëren. Als de beste. Na genoeg prikkels sluiten onze lichaam en geest zich gewoon helemaal af. Derealisatie en depersonalisatie zijn voor ons niet onbekend. Het is een raar gevoel, maar vaak ook wel welkom. Zonder dit dissociëren komen we niet altijd de dag door.

Conclusie

De kenmerken van Borderline kunnen overeenkomen met de kenmerken van autisme, maar vaak komen ze niet voort uit dezelfde oorzaken. De meeste kenmerken van autisme komen voort uit overprikkeling of een laag zelfbeeld. Die overprikkeling vind je niet zo gauw als oorzaak bij Borderline. Natuurlijk zijn deze opvattingen over Borderline puur internet en zal dit niet zijn hoe iedereen het ervaart, maar hetzelfde kunnen we zeggen over autisme.

Hopelijk zorgt dit er wel voor dat de verschillen en overeenkomsten wat duidelijker zijn, ook voor professionals. Té vaak komen misdiagnoses voor en té vaak heeft iemand er last van. Als mijn artikel ook maar iets van verschil kan maken, heb ik mijn doel al bereikt.

Bronnen

Overprikkeling bij Autisme

Overprikkeling. Het is iets waar veel mensen met autisme mee te maken krijgen. Door overprikkeling lukt het ons (tijdelijk) niet meer om normaal te functioneren. We sluiten onszelf af, krijgen onbedoelde uitbarstingen of reageren het af op de mensen die het dichtst bij ons staan. Overprikkeling is kut, maar wat is het precies? En hoe herken je het?

Wat is overprikkeling?

Overdosis

Overprikkeling is zoals het woord al zegt: een overdosis aan prikkels. Prikkels zijn alle stukjes informatie die je binnenkrijgt via je hersenen. Hieronder vallen je zintuigen, maar ook je eigen gevoelens en gedachten vallen hieronder. Je kan je dus wel bedenken dat je heel veel informatie binnenkrijgt zo op een normale dag. Laat staan als je dag er wat anders uitziet dan normaal.

Ongeveer 30 tot 100 procent van de mensen met autisme (meer over autisme hier) hebben last van overprikkeling op z’n tijd. Vooral visuele en auditieve prikkels worden moeilijk verdragen. Deze prikkels alleen kunnen al tot overprikkeling leiden wat het alledaagse leven flink kan beïnvloeden.

Verwerking

Veel mensen met autisme zijn extra gevoelig voor overprikkeling. De prikkels die ze krijgen komen vaak harder binnen dan bij een normaal persoon. Deze prikkels kunnen we ook niet goed verwerken. Onze hersenen werken namelijk anders dan die van normale personen. De informatie die binnenkomt, wordt dan ook op een andere manier opgeslagen, verwerkt en geordend.

Vaak gaat de verwerking dan ook een stuk trager. Het duurt langer voor we in kunnen spelen op die prikkels en er iets mee kunnen doen. Het duurt langer voor we begrijpen waar de prikkels vandaan komen en kunnen dus in de tussentijd vrij weinig doen. Het mag duidelijk zijn dat prikkels voor ons als autist zijne dus voor veel problemen kunnen zorgen– waaronder dus overprikkeling.

Hoe herken je overprikkeling?

Overprikkeling bij autisme herken je vaak aan verschillende symptomen. Al zijn de symptomen van overprikkeling niet altijd even makkelijk te onderscheiden van bijvoorbeeld stress. Overprikkeling brengt ook behoorlijk wat stress met zich mee, maar het is niet helemaal hetzelfde. Eigenlijk is overprikkeling zelf ook een symptoom. Je kan overprikkeling opmerken aan de volgende dingen:

  • Je wordt kortaf
  • Je wordt chagrijnig
  • Licht en/of geluid komt harder binnen
  • Je krijgt je gedachten niet goed op orde
  • Je snapt je eigen gevoelens niet meer
  • Je snapt je eigen gedachten niet meer
  • Je krijgt nare gedachten
  • Je kan negatieve gedachten niet meer ombuigen naar positieve gedachten
  • Je krijgt gedachten van de dood of dood willen
  • Alles kost meer energie dan normaal
  • Vermoeidheid
  • Hoofdpijn
  • Stress
  • Je wordt onrustig
  • Moeite met slapen
  • Huilbuien
  • Stemmingswisselingen
  • Je wordt onzeker
  • Je wordt ongeduldig
  • Je sluit jezelf af van de wereld
  • Je wil alleen maar in bed liggen
  • Je bent lusteloos
  • Je wordt stil in sociale situaties
  • Je kan sociale situaties niet meer verdragen
  • Concentratieproblemen
  • Gespannen spieren
  • Aanraking niet kunnen verdragen
  • Meer stimmen
  • Verminderde eetlust
  • Piepende oren/Ruis in de oren
  • Executieve functies verminderen

Overprikkeling in het brein

Hersenen

Het is algemeen bekend dat het brein van mensen met autisme anders is dan dat van neurotypische mensen. Overprikkeling bij autisme kan ook deels verklaard worden door die verschillen. De sensorische cortex blijkt anders te zijn volgens verschillende studies. Vooral de lagere sensorische systemen lijken anders te zijn. Dit zijn de primaire gebieden waar als eerste de prikkels binnenkomen. Deze lagere systemen worden uiteindelijk door hogere systemen beïnvloed. Het zou dus ook kunnen zijn dat deze hogere systemen ‘aangetast’ zijn in mensen met autisme.

GABA

Verschillen in neurotransmitters helpen ook een handje. GABA is hier één van. In sommige gebieden zijn de GABA concentraties lager dan normaal. GABA heeft een remmende werking. Het is nog onduidelijk welk deel van het GABA-pad er niet goed werkt. Dit kan de hoeveelheid GABA zelf zijn, maar ook de hoeveelheid receptoren en er zijn uiteraard nog veel meer factoren.

Bronnen

Werken met Autisme: de Voordelen en de Nadelen

Werken met autisme is niet altijd makkelijk. Voor sommigen is het zelfs onmogelijk. Goed binnen het team vallen, communiceren met klanten, van de ene taak naar de andere taak switchen… Het is een aanslag op je executieve functies. De vermoeidheid die komt kijken bij het werken en de druk en stress van het presteren zijn ook geen makkie. Wat zijn nou de voordelen en de nadelen van werken met autisme? Ik zet ze in dit artikel op een rijtje.

Nadelen van werken met autisme

Aan het werken met autisme zitten véél nadelen. Heel veel. Het is niet voor niks een beperking in verschillende gebieden van je leven, waaronder dus op werkgebied. Velen van ons kunnen niet fulltime werken of kunnen überhaupt niet werken.

Prikkelgevoeligheid

Werken betekent prikkels. Alles betekent prikkels, maar werken geeft toch een extraatje. Op je werk kunnen verschillende prikkels je kant op komen. Soms kan het erg druk zijn, of chaotisch, en andere keren is het juist wel rustig maar zijn je collega’s gewoon enorm luid.

Misschien zit je wel op een werkplek in de felle zon wat je weer ontzettend prikkelt, of werk je naast een drukke weg die je continu blijft horen. Het kantoor kan ook te warm zijn of te koud. Een gevecht om de thermostaat zal waarschijnlijk meer dan één keer voorkomen. Sommige mensen eten of praten achterlijk luid– of ze klikken of tikken met hun vingers of pen. Afgrijselijk.

Het kan ook zo zijn dat je zelf naast de externe prikkels juist veel interne prikkels ervaart. Veel mensen met autisme zijn ontzettend perfectionistisch. Ze voelen de druk om goed te presteren juist omdat ze vaak onderschat worden vanwege hun autisme. En als de werkgever en collega’s niet van hun autisme afweten, weten ze zeker wel dat je wat anders bent dan anderen. De uitkomst is hetzelfde, either way– kut dus.

Moeite met schakelen

Veel mensen met autisme hebben moeite met het schakelen tussen taken. Dit is één van de executieve functies en daar hebben we natuurlijk moeite mee (meer weten over executieve functies? Lees dit artikel). Als we één taak hebben volbracht kan het ook heel moeilijk zijn om te beginnen aan de volgende. Ook een executieve functie (tips over het omgaan met executieve disfunctie? Lees hier verder).

Wanneer we een beroep uitoefenen waar continu schakelen de norm is, kan dit dus ook verschrikkelijk moeilijk zijn voor ons. Een spoedkliniek is dan ook niet altijd de beste werkplek voor iemand met autisme. Door het snelle schakelen kunnen we de weg kwijtraken in het doolhof dat ons eigen hoofd is. Soms zijn wij het niet eens met wat er voorrang heeft in een bepaalde situatie en wordt het switchen nog lastiger.

Traag

Voor sommige buitenstaanders kunnen we af en toe wat traag zijn. Dit kan natuurlijk ontzettend vervelend en irritant zijn voor hun, maar ook voor ons. De reden dat wij trager zijn dan anderen is, omdat wij graag alles tot in de puntjes voorbereiden en uitvoeren. Half werk is niks voor ons. We gaan gewoon all-in en dat duurt soms wat langer dan mensen verwachten.

Om even terug te komen op het switchen– Dit kan er ook voor zorgen dat we wat trager zijn. We zijn de weg dan even kwijt en hebben dan even de tijd nodig om de vele gedachten te ordenen en weer op het rechte pad te komen.

Naast traag in het schakelen en werken, zijn we soms ook een beetje traag van begrip. Inside jokes snappen we niet altijd en nemen we te letterlijk. We snappen van onze collega’s niet altijd wat ze van ons willen als ze voor ons niet duidelijk genoeg zijn (al denken zij dat ze súper duidelijk zijn). Zonder context is het voor ons al snel niet helemaal logische, zeg maar.

Vermoeidheid

Wij, autisten, zijn vaak moe. Heel moe. En dat betekent dat we waarschijnlijk niet fulltime kunnen werken. Vaak kunnen we niet eens 24 uur werken per week. En al helemaal niet die drie dagen achter elkaar. Die vermoeidheid is natuurlijk terug te leiden tot verschillende oorzaken. Van medicatie tot overprikkeling– en overprikkeling hebben we natuurlijk zeer vaak als we werken (meer oorzaken over vermoeidheid vind je hier).

Die vermoeidheid kan ons werk ook beïnvloeden. Als je moe bent, ben je er minder bij met je hoofd. Je krijgt zo minder binnen en je bent vaak trager (nog trager– wauw! Volgens hun dan). Het kost ons vele malen meer moeite om ons te concentreren op ons werk en dat wordt ons niet in dank afgenomen.

Voordelen van werken met autisme

Zijn er dan geen voordelen aan het werken met autisme? Zeker wel! En ik kan er zelfs meer bedenken dan de negatieve kanten op dit moment.

Oog voor detail

Mensen met autisme staan bekend om hun oog voor detail. Hoewel dit ons ’trager’ maakt dan sommigen zouden willen, is dit wel degelijk een goede eigenschap in vele verschillende industrieën. We zien dingen die anderen niet zien en kunnen daar ook goed op inspelen. Onze input is anders dan wat iedereen gewend is en dat zet aan tot innovatie.

Ook weet je zeker dat we ons werk goed doen zodra we doorhebben wat er van ons verwacht wordt. We letten op de details en dat kan goed van pas komen in bijvoorbeeld laboratorium werk of het checken van een manuscript. Je hoeft niet bang te zijn dat we een belangrijke stap vergeten.

Out of the box

Aansluitend op het vorige punt, zijn wij nou eenmaal anders dan onze collega’s. We denken anders, omdat onze hersenen letterlijk anders zijn gevormd. Op deze manier kan onze input heel waardevol zijn. We denken aan dingen waar anderen niet aan denken. We vinden oplossingen voor problemen waar iedereen heel moeilijk over doet, maar wat met een beetje creatief denken makkelijk is op te lossen.

Hyperconcentratie

Hoewel dat we moeite hebben met schakelen of met het beginnen van taken… Als we dan ergens of focussen– Oh boy! Dan gaan we daar helemaal in op. Je kan er gerust van zijn dat het gebeurt en dat het goed gebeurt. We zijn niet van ons werk af te slaan zodra we in die flow zitten. Dit betekent dus dat we op die momenten opeens echt wel heel snel kunnen zijn.

Kennisbank

Mensen met autisme weten vaak veel over bepaalde onderwerpen. Als we een carrière kunnen vinden binnen die onderwerpen weten we zeker dat we gebakken zitten. We zijn een kennisbank aan wie onze collega’s alles kunnen vragen. Wij weten het antwoord. En als we dat niet weten dan weten we het zodra je ons weer ziet, want iets wat we nog niet weten is zeldzaam en móéten we dus weten.

Duidelijk

We houden van duidelijkheid en dat weet iedereen. Dit betekent ook dat je van ons duidelijkheid mag verwachten in plaats van dat alleen onze collega’s duidelijk moeten zijn. We zullen uit onszelf een duidelijk plan met instructies maken of we leggen je tot in de details uit wat je over dat bepaalde onderwerp moet weten of doen.

Betrouwbaar en loyaal

Als we ons veilig voelen binnen het bedrijf waar we werken, weten we zeker dat we hier nooit meer weg willen. Het is nog steeds zeldzaam om begrip te vinden op de werkvloer en dat weten we maar al te goed. We zullen trouw zijn aan het bedrijf waar we werken en onze uiterste best doen om ons deel bij te dragen.

Conclusie

Er zijn dus voor- en nadelen aan het werken met autisme. Voor sommige mensen wegen de nadelen niet op tegen de voordelen en dat is helemaal oké. Als het niet gaat, dan gaat het niet. Het gaat er vaak maar net om hoe je omgaat met je autisme. Sommige nadelen kan je veranderen in voordelen, maar natuurlijk ook andersom. Wees creatief en wees lief voor jezelf.

Als je dit artikel handig vond, laat me dat dan weten door het te delen of door een reactie achter te laten. Mocht je vragen hebben, stuur me dan zeker een bericht of mail.

Omgaan met Executieve Disfunctie

Veel mensen met autisme weten niet goed hoe ze moeten omgaan met executieve disfunctie. Dat is heel normaal. In dit artikel geef ik je per categorie een aantal tips om om te gaan met executieve disfunctie. Totaal heb ik een lijst van 21 tips voor jou opgesteld.

Dit artikel bevat een paar affiliate links waarover ik een commissie krijg. Jij betaalt niks extra’s! Zo help je jezelf en help je mij!

Persoonlijke verzorging

Tip 1. Begin klein

Probeer niet teveel handelingen in één keer te doen, want dat is niet goed vol te houden. Het moet uiteindelijk een routine of gewoonte worden. Begin dus met de belangrijkste handelingen als tandenpoetsen en haren kammen.

Tip 2. Creëer een routine

Een routine zorgt voor extra structuur en is daarom makkelijker te verwerken dan wanneer je maar wat doet. Ook kan je een routine zien als een soort gewoonte en een gewoonte hoeft niet onderdrukt te worden door inhibitie waardoor deze executieve functie wordt uitgesloten.

Tip 3. Vraag om hulp

Het kan ontzettend lastig zijn om een routine te starten en vol te houden. Er is dan ook geen schaamte in het vragen van hulp! Iemand die af en toe zegt: “Vergeet je niet je tanden te poetsen?” kan al een groot verschil maken. De drempel om het dan te doen wordt lager. Of je poetst tegelijk je tanden– al helemaal gezellig.

Tip 4. Meer tips op mijn andere artikel

Voor meer voorbeelden en tips kun je naar mijn andere artikel gaan (meer tips voor betere zelfverzorging vind je hier).

Plannen

Tip 5. Maak een to do lijstje

Je kan de dag ervoor of op de dag zelf een to do lijstje maken als je opeens wat te binnen schiet. Heel gemakkelijk in de notities op je telefoon, bijvoorbeeld. Op deze manier hoef je niet steeds na te denken over wat er allemaal nog moet gebeuren. Het klinkt logisch dat dit dus minder verwerkingskracht nodig heeft en je werkgeheugen zo verlicht.

Tip 6. Werk met tijdsblokken

Ik werk zelf met een uur tot uur planning. In deze planning werk ik met tijdsblokken, bijvoorbeeld een blok tussen 13.00 en 14.00 waarin ik een halfuurtje de honden uitlaat. Deze blokken plan ik zó dat ik wat speling heb. Op die manier verlies je geen structuur in je dag, maar ben je toch in staat om wat flexibel te blijven.

Tip 7. Volg een cursus

Er zijn verschillende cursussen die je kunnen leren hoe je moet plannen. Ik denk dat het voor velen handig is om zo’n cursus te volgen en de verschillende manieren van plannen op een rijtje te krijgen. Meestal krijg je ook begeleiding in je planning tijdens een cursus, dus op die manier kan je het veilig leren.

Tip 8. Deel grote taken op in kleine taken

Soms is het makkelijker om grote taken op te delen in kleinere taken. Dit zorgt ervoor dat je per taak minder tijd kwijt bent en je minder lang na hoeft te denken. Het gaat dus sneller en met minder moeite wat ervoor zorgt dat je makkelijker in die flow blijft hangen.

Tip 9. Doe het samen

Plannen is nou eenmaal erg lastig. Vooral in het begin als je net aan het onderzoeken bent wat voor jou werkt, kan het goed zijn om iemand om hulp te vragen. Samen weet je meer dan jij alleen en een tweede paar ogen pikt makkelijker puntjes op die het lastig maken om te plannen.

Bonustip. Gebruik een weekplanner of dagplanner

Een weekplanner of een dagplanner geeft je overzicht in de structuur van je dag. Het laat je in één opslag zien hoeveel je ingepland hebt en hoeveel vrije tijd je hebt om op te laden. Op deze manier kun je dus ook makkelijk zien waar er verbeterpuntjes zijn en hoe je die de volgende keer anders kan doen.

Taakinitiatie

Tip 5 opnieuw. Maak van tevoren een to do lijstje

Zoals het met plannen makkelijk kan zijn om een to do lijstje te maken, kan dit ook met taakinitiatie zo zijn. Eigenlijk om dezelfde reden. Je hoeft minder na te denken en minder te verwerken waardoor je je werkgeheugen ontlast. Op die manier kan de drempel om te beginnen wat kleiner worden.

Tip 8 opnieuw. Verdeel grote taken in kleinere taken

Door taken op te delen in kleinere taken ben je minder lang met één specifieke taak bezig. Op die manier is de drempel om te beginnen vaak lager dan wanneer je weet dat je nog heel lang bezig gaat zijn met iets.

Tip 9 opnieuw. Doe het samen

Ook als het gaat om taken beginnen, kan het handig zijn om het samen te doen. Op die manier kan je elkaar een beetje motiveren en sturen. Zo wordt de drempel om iets te doen al een heel stuk lager!

Tip 10. Plan realistisch

Om te beginnen met een taak moet je genoeg tijd ervoor hebben om jezelf niet onder druk te zetten. Je moet een beetje flexibel kunnen zijn voor als het langer duurt dan verwacht of de aanloop er naartoe niet gaat zoals gepland. Een goede planning kan hier rust in geven. Een goede planning is voor iedereen anders, dus test vooral dingen uit en kijk wat voor jou werkt.

Tip 11. Zet een wekker

Zet een wekker. Of twee. Of drie als het moet. Op die manier vergeet je niet dat je aan een taak moet beginnen. Dit betekent ook dat je het zelf niet echt hoeft te onthouden– mits je direct na de wekker aan die taak begint, natuurlijk. Als je zelf niet iets hoeft te onthouden, hoef je het niet echt te verwerken en ontlast je weer je werkgeheugen.

Tip 12. Vind de oorzaak van het uitstellen

Kan je je een reden bedenken dat het je niet lukt om ergens aan te beginnen? Misschien zijn het wel een overmaat aan prikkels die je afleiden. Misschien heb je niet zo goed voor jezelf gezorgd. Je kan even een korte bodyscan doen om te kijken of er bepaalde behoeften zijn binnen je lichaam die ervoor zorgen dat je niet aan je taak kan beginnen. Als je iets gevonden hebt, fix het dan en check of het dan wat makkelijker gaat.

Tip 13. Plan je dag al redelijk vol

Zelf heb ik gemerkt dat ik minder last heb van executieve disfunctie als ik al bezig ben met iets. Als ik in de flow zit van dingen doen, is het makkelijker om door te gaan met dingen doen. Om te beginnen uit iets vanuit het niets, kan erg moeilijk zijn. Zelfs in de natuurkunde zie je het terug. Er is een bepaalde hoeveelheid energie nodig om iets vanuit stilstaand te laten bewegen, maar wanneer iets met constante snelheid beweegt verbruik je geen energie.

Emotieregulatie

Tip 14. Werk met een signaleringsplan

Een signaleringsplan helpt je met het herkennen van je gevoelens. Je moet namelijk eerst je gevoelens herkennen, wil je ze kunnen veranderen en dus reguleren. In een signaleringsplan staan verschillende fases van overprikkeling en wat jij voelt in die fases, wat je eraan kan doen, wat anderen merken aan je en wat anderen er aan kunnen doen.

Tip 15. Plan tijd in om te ontprikkelen

Ontprikkel tijd is heel belangrijk voor mensen met autisme. Wanneer je overprikkeld bent, kost het veel meer moeite om dingen te verwerken en op te slaan. Ook zorgt het ervoor dat je minder energie kan steken in het remmen van verschillende impulsen. Door op tijd te ontprikkelen geef je dus je werkgeheugen en je inhibitievermogen– de executieve functie die ervoor zorgt dat je impulsen kan remmen– een boost (meer over inhibitievermogen en werkgeheugen vind je hier).

Tip 16. Doe een bodyscan

Eerder had ik het er al even over, maar een bodyscan kan uitkomst bieden als je moeite hebt met het reguleren van je emoties. Op deze manier kan je rustig kijken wat je voelt en waar je het voelt. Als je herkend hebt wat je voelt, kan je er wat aan doen.

Tip 17. Praat erover

Het spreekt misschien voor zich, maar het is heel belangrijk om te blijven praten over je emoties en wat je dwars zit. Als je stress hebt en overprikkeld raakt, gaan je executieve functies alleen maar meer achteruit. Door hardop je gevoel te analyseren, is het makkelijker om ze te sturen naar iets wat je wel wilt voelen.

Tip 18. Affirmaties

Het is ontzettend cheesy, maar ze werken. Het is een gevalletje ‘fake it till you make it’. Als je continu, consequent tegen jezelf zegt dat je het waard bent, en dat je sterk bent dan gaat je brein vanzelf erin geloven. Dit komt niet over één dag. Het is een lang proces, maar ik ben zelf levend bewijs dat consequent je gedachten ombuigen en lief zijn tegen jezelf werkt.

Tip 19. Stim

Als je je veilig voelt, probeer dan vooral niet je stims te onderdrukken. Sowieso is gedragsinhibitie een executieve functie en zul je je beter voelen als je dit niet hoeft in te zetten. Verder verlaagt stimmen het stressniveau en dit helpt weer om de juiste executieve functies te verbeteren. Inhibitie is niet altijd nodig.

Algemeen

Tip 20. Beloon jezelf, vergeef jezelf

Als je jezelf gaat afstraffen, omdat je last hebt van executieve disfunctie, gaat het je niet helpen. Integendeel, het kan zelfs ervoor zorgen dat je nog slechter gaat functioneren omdat je meer stress krijgt. Het is oké als het even niet lukt, vergeef jezelf. De hersenen van iemand met autisme werken nou eenmaal anders dan die van een normaal persoon (meer over de link tussen executieve functies en autisme lees je hier).

Tip 21. Combineer

Uiteraard zullen deze tips niet allemaal werken, maar als je ze combineert kan het best een groot effect hebben en je die drempel over zetten. Als je met één tip de drempel ietsjes verlaagt, kan je dus met meerdere tips een groot effect krijgen.

Conclusie

Al met al zullen executieve functies enorm lastig blijven voor mensen met autisme. Dit betekent niet dat het onmogelijk is om iets gedaan te krijgen. Oefening baart kunst en hetzelfde geldt voor je executieve functies. Je kan ze trainen. Blijf proberen, maar het geeft niet als het een keertje niet lukt. Of meer dan één keertje niet lukt. Het komt echt wel goed.

Ik hoop dat deze tips je een beetje kunnen helpen. Als één tip je een klein stapje dichterbij brengt dan is mijn goal al gehaald. Laat me weten wat je van deze tips vindt en of ze werken of niet!

Executieve (dis)functies bij Autisme

Veel mensen met autisme hebben last van executieve functies. Dit noemen we executieve disfunctie. We gebruiken de executieve functies elke dag, dus als je er moeite mee hebt is dit natuurlijk ontzettend lastig. Wat zijn die executieve functies precies? En wat is executieve disfunctie? Wat is de link tussen executieve disfunctie en autisme? Ik vertel het je allemaal in dit artikel!

Executieve functies

Executieve functies zijn een set neurocognitieve vaardigheden. Dit betekent dat deze vaardigheden te maken hebben met het functioneren van de hersenen. De executieve functies zorgen voor het (doel)bewust reguleren en controleren van je denken, doen en emoties.

Ze helpen je bij redeneren, doelbewust handelen, emotieregulatie en complexe sociale interacties. Verder zorgen ze ervoor dat je kan leren van- en je kan aanpassen aan veranderende situaties. Onder executieve functies vallen drie kerncomponenten: inhibitie, werkgeheugen en cognitieve flexibiliteit.

Inhibitie

Inhibitie is precies wat het lijkt. Het zorgt ervoor dat we bepaalde dingen kunnen remmen. Dingen als onze impulsen, onze gedachten en het negeren van omgevingsprikkels– klinkt als een droom, nietwaar? Er zijn kortweg drie gebieden van inhibitie te onderscheiden.

De eerste is cognitieve inhibitie. Dit betekent dat we onszelf kunnen remmen op het gebied van gedachten en herinneringen. Hieronder vallen bijvoorbeeld:

  • Gedachten loslaten
  • Stoppen met dagdromen
  • Makkelijk herinneringen kunnen ophalen

De tweede is de gefocuste aandacht. Dit houdt in dat we onszelf kunnen remmen in perceptie of waarneming. Hieronder vallen bijvoorbeeld:

  • Geluiden negeren
  • Ons focussen op één ding
  • Bewegende beelden negeren
  • Prikkels van binnen en buiten negeren

De derde soort inhibitie is de gedragsinhibitie. Zoals het woord al zegt remmen we hiermee ons gedrag. Hieronder vallen bijvoorbeeld:

  • Op tijd stoppen met praten
  • Kunnen stilzitten

Werkgeheugen

Ons werkgeheugen zorgt ervoor dat we informatie tijdelijk kunnen opslaan en kunnen verwerken. Een beetje zoals het werkgeheugen van een computer dus. Binnen ons werkgeheugen onderscheiden we het verwerken van verbale informatie en non-verbale informatie. Een paar voorbeelden hiervan zijn:

  • Kunnen begrijpen wat een ander zegt
  • Lichaamstaal begrijpen
  • Tussen de lijntjes lezen
  • Kunnen herinneren wat je de dag ervoor gegeten hebt

Veruit de meeste studies verwijzen terug naar Baddeley’s studie uit 1986. Hierin legt hij uit dat er een soort centrale verwerker is voor het opslaan en verwerken van verbale informatie. Hiernaast is er een visueel-spatieel ‘werkblad’ die voor de non-verbale opslag en verwerking zorgt.

Cognitieve flexibiliteit

Cognitieve flexibiliteit zorgt ervoor dat we kunnen schakelen tussen verschillende perspectieven. Dit kunnen verschillende strategieën zijn voor het oplossen van een probleem, maar ook verschillende perspectieven op sociaal gebied. Hieronder een paar voorbeelden:

  • Kunnen switchen tussen verschillende onderwerpen
  • Flexibel zijn in dagindeling en planning
  • Meer dan één manier proberen om een probleem op te lossen

Hogere-orde executieve functies

De drie kerncomponenten die hierboven zijn uitgelegd vormen samen de basis van de hogere-orde executieve functies. Deze functies zijn nog complexer. Een aantal voorbeelden hiervan zijn:

  • Emotie regulatie
  • Taakinitiatie
  • Plannen
  • Probleemoplossend vermogen
  • Redeneren
  • Timemanagement

Executieve disfunctie

Met wat er hiervoor besproken is, is het makkelijk om te definiëren wat executieve disfunctie is. Executieve disfunctie is het hebben van problemen of tekorten in de onderdelen die we hiervoor besproken hebben. Niets meer en niets minder. Mensen met autisme hebben hier vaak last van (meer over wat autisme is vind je hier)

Problemen met inhibitie kunnen zorgen voor het niet kunnen remmen van impulsen, gedachten, handelingen of emoties. Het kan ervoor zorgen dat gedachten en herinneringen niet geremd worden en dat bepaalde gedragingen en gewoontes niet doorbroken kunnen worden.

Hierdoor kan het zijn dat we:

Als het werkgeheugen is aangetast zorgt dit voor een verstoorde verwerking van verbale en non-verbale informatie. Soms zijn deze problemen niet helemaal consistent en zijn ze de ene keer erger dan de andere keer, maar toch veroorzaken ze problemen. Problemen zoals:

Als de cognitieve flexibiliteit is veranderd is, lukt het vaak niet goed meer om te wisselen van perspectief. Dit zorgt voor problemen als:

  • Vasthouden aan patronen en routines
  • Niet het perspectief van een ander kunnen begrijpen
  • Niet kunnen multitasken

Problemen in inhibitie, werkgeheugen of cognitieve flexibiliteit zorgen ook voor problemen in de hogere-orde executieve functies. Met name dingen als plannen en organiseren kunnen verminderd zijn. Ook het redeneren of het oplossend vermogen kunnen minder goed werken. En uiteraard de taak initiatie.

Mensen met autisme hebben vaak moeite met executieve functies. Ze hebben dus last van executieve disfunctie. De rol die verschillende factoren als leeftijd, geslacht, etc. spelen lijkt minimaal. Het blijkt dus dat mensen met autisme moeite hebben met executieve functies ongeacht of ze man of vrouw zijn (meer weten over vrouwen met autisme? lees hier)

De hersenen

Het is algemeen bekend dat de hersenen van mensen met autismespectrumstoornis anders werken dan die van andere mensen. Er zijn dan ook verschillende afwijkingen gevonden in verschillende delen van de hersenen– al is afwijking misschien niet helemaal het juiste woord.

De cortex, of buitenkant, van de hersenen lijken qua volume en dikte af te wijken van het normaal beeld. Verder zijn er verschillen gevonden in het contact netwerk tussen verschillende hersengebieden. Ook de verbinding tussen hersengebieden kan een verklaring zijn voor de afwijkende executieve functies bij autisme.

Eén verklaring voor de executieve disfunctie in het autistische brein is de onderontwikkeling van de frontale gebied in de hersenen. Dit gebied zorgt voor de executieve functies en er zijn hier verschillen gevonden tussen autistische en neurotypische hersenen. Van verschillen in de zenuwcellen zelf tot verschillen in het overdragen van de zenuwimpulsen aan andere hersengebieden.

Executieve disfunctie hypothese

De executieve disfunctie hypothese werd opgesteld om de gedragsafwijkingen in mensen met autisme te verklaren. De hypothese focust op een aantal subcategorieën van executieve functie: plannen, mentale flexibiliteit, inhibitie en zelf-regulatie.

In dit geval draaien ze het dus eigenlijk om. Executieve disfunctie is geen symptoom van autisme, maar een verklaring van autisme. Dat terwijl veel autisten het zelf meer een symptoom vinden– en een lastige ook.

Een korreltje zout

Alles wat ik genoemd heb over executieve functies bij autisme moet je nemen met een korreltje zout. Waarom? Omdat er ondertussen zoveel studies zijn gedaan over executieve (dis)functie bij autisme en er nog steeds geen pijl op te trekken is.

Wat ik hiermee bedoel is dat de opzet van al deze studies steeds anders is. Hierdoor ontstaan er ook steeds wisselende resultaten en steeds weer een nieuw model. Over het algemeen lijkt het inderdaad dat de executieve functies bij mensen met autisme anders zijn dan bij neurotypische mensen, maar waarom dit precies is, is nog steeds een beetje vaag.

Conclusie

Executieve (dis)functie is zoveel lastiger dan het lijkt. Het is enorm complex en de link tussen autisme en executieve disfunctie is nog altijd onduidelijk. Het beste wat we kunnen op dit moment is gokken. Toch kom je met dit artikel al een heel eind met een antwoord op de vragen die in de inleiding gesteld zijn. Vind ik dan. Hopelijk begrijp je nu wat beter waar de disfunctie vandaan komt. Heb je meer vragen over executieve functies? Laat het me dan zeker weten!

Bronnen

Autisme en Eetproblemen: De Oorzaken

Eetproblemen komen veel voor bij mensen met autisme. 46 tot 89 procent van de kinderen met autisme vertonen een afwijkend eetpatroon. Er zijn hier best een aantal verschillende redenen voor. Waarom gaan autisme en eetproblemen vaak hand in hand? De oorzaken van eetproblemen bij mensen met autismespectrumstoornis gaan we uitgebreid bespreken in dit artikel.

Prikkelgevoeligheid

Voedsel selectiviteit

Het is ruim bekend dat mensen met autisme extra gevoelig zijn voor prikkels (meer over de kenmerken van autisme vind je hier). Er zit een probleem in de sensorische prikkelverwerking. Hieronder valt uiteraard de prikkels van tast, smaak en geur. Mede hierdoor kunnen mensen met autisme een sterke voorkeur hebben voor bepaalde typen voedsel. We noemen dit voedsel selectiviteit.

Texturen, smaken, geuren, maar ook kleuren en vorm kunnen een bepaalde voorkeur hebben bij iemand met autisme. Er lijkt een sterke voorkeur uit te gaan naar bewerkt voedsel, snacks of andere etenswaren met veel koolhydraten. Als ze dan ook nog een beetje crunchy zijn, is het al helemaal feest.

Ook houden mensen met autisme gemiddeld gezien niet van groenten, fruit of dingen waar veel eiwitten in zitten. Vooral kinderen met ASS hebben veel moeite met deze voedsel selectiviteit. Zo’n 70 procent van alle kinderen met ASS heeft hier last van.

De ernst van deze voedsel selectiviteit verschilt ook nog per persoon. Bij autisme kunnen eetproblemen in lichte mate tot ernstige problemen die kunnen leiden tot gezondheidsklachten zoals ondergewicht of vermoeidheid door een tekort aan bepaalde voedingsstoffen (meer oorzaken van vermoeidheid bij autisme vind je hier).

Hongergevoel

Een ander onderdeel van de prikkelverwerking kan zijn dat mensen met autisme niet zo goed in contact staan met hun hongergevoel. Ze kunnen het bijvoorbeeld niet herkennen, maar het kan ook zo zijn dat ze niet herkennen wanneer ze vol zitten. Dit kan leiden tot overeten en soms zelfs overgewicht.

Routine

Routines en Rituelen

Een ander kenmerk waar mensen met autisme om bekend staan, is het vasthouden aan bepaalde routines en rituelen. Ook dit kan zorgen voor eetproblematiek. Sommige mensen met autisme houden bijvoorbeeld alleen van producten van een bepaald merk of met een bepaalde soort verpakking.

Het kan ook zijn dat de voorkeur wordt gegeven aan een bepaalde bereidingswijze of presentatie van het eten. Soms willen ze per sé eten van hetzelfde bord en met hetzelfde bestek. Er kan zelfs een voorkeur worden gegeven aan plekken waar ze willen eten en dan ook niet ergens anders dan die plaatsen willen eten.

Plannen

Sommige mensen met autisme hebben moeite met plannen. Dit kan ertoe leiden dat maaltijden vergeten worden of teveel hetzelfde zijn. Stug vasthouden aan routines met eten kan ervoor zorgen dat er niet of minder gegeten wordt als het niet voldoet aan de eisen die iemand stelt.

Koken

Koken en boodschappen doen, kunnen ook problemen geven. Boodschappen doen in een supermarkt waar het ontzettend druk is, kan veel prikkels geven. Zo stellen mensen met autisme dit vaak uit of gaan ze helemaal niet. Voor sommigen is het überhaupt heel moeilijk om te beginnen met het koken van eten (meer over executieve functies bij autisme vind je hier)

Koken is natuurlijk één en al multitasken. Daar zijn we niet heel goed in. Het kan druk worden en chaotisch. Ook kan het heel messy en vies worden en daar zijn we niet van gediend. Koken kan dus een hele prestatie zijn waar veel mensen met autisme moeite mee hebben. Uiteraard stellen we ook dit uit of gaan we voor makkelijk te maken, maar eenzijdige maaltijden. Dit kan weer leiden tot een tekort aan voedingsstoffen.

Nieuw

Nieuwe dingen proberen is ook vaak wat moeilijk. Zo ook het proberen van nieuwe recepten en voedingswaren. Afwijken van ons vertrouwde eten kan een heel goed iets zijn, maar ook iets heel moeilijks.

Eetstoornis symptomen

Sommige autisten hebben ook een een bepaalde routine of ritueel dat te maken heeft met de hoeveelheid calorieën dat binnenkomt. Het kan overeenkomsten hebben met symptomen van eetstoornissen waaronder het obsessief bezig zijn met body image of het limiteren van calorieën. Dit zorgt natuurlijk ook voor problemen.

Voor sommigen kan dit zelfs een soort special interest zijn– calorieën dan. Wel zal je zien dat als er symptomen ontstaan van een eetstoornis dat het dan een obsessie wordt en ze aan niks anders meer kunnen denken (meer over of iets een special interest of obsessie is lees je hier!).

Motoriek

Kinderen met autisme, en soms ook volwassenen met autisme, kunnen nog wel eens problemen hebben met de motoriek. Dit kan fijne motoriek of grove motoriek zijn. Onder motoriek valt ook het kauwen en doorslikken van voedsel. Als mensen met autisme dit moeilijker vinden, kunnen ook hier eetproblemen ontstaan.

De motoriek kan ook moeilijker worden als je een slecht gebit hebt. Veel mensen met autisme hebben een hekel aan de tandarts en aan de prikkels en geluiden die daarbij horen. Zo kunnen ze angstig zijn en helemaal niet meer naar de tandarts gaan. Dan gaat de kwaliteit van je gebit achteruit en kan het kauwen lastiger worden– en eten dus ook.

Maag-darmproblemen

Wat uiteraard een domper kan zijn op je eetplezier is het hebben van maag-darmproblemen. Veel studies hebben gevonden dat mensen met autisme meer maag-darmproblemen hebben dan mensen zonder autisme. Een aantal studies hebben gevonden dat dit niet zo is, maar veruit de meeste studies zeggen dat er wel een link is. Deze studies zorgen ervoor dat het percentage wisselt tussen 9 en 91 procent.

Constipatie, diarree en allergieën zijn enkele voorbeelden van problemen die zich voordoen bij mensen met autisme. Veel van deze problemen worden veroorzaakt door dysbacteriose– dat betekent een afwijkende samenstelling van bacteriën– van de darmflora en hyperactieve immuunreacties en ontstekingsreactie.

Conclusie

Uiteindelijk lijkt het erop dat veel mensen met autisme last hebben van verschillende eetproblemen. En dat is helemaal oké. Het gaat er uiteindelijk om dat je ermee leert leven en oplossingen vind voor deze problemen. Als je hulp nodig hebt hierbij moet je dat vooral vragen, want het gaat om je eigen mentale en fysieke gezondheid. Vrijwel niks is belangrijker dan dat.

Hopelijk heb je iets gehad aan dit artikel en herken je jezelf erin. Als je vragen hebt of opmerkingen– feel free to comment. Vergeet ook niet dit artikel op Socials te delen als je denkt dat anderen er ook wat aan hebben!

Bronnen:

Autisme en Vermoeidheid: De Oorzaken

Ben je wel eens moe? Gaat je hoofd maar door en door, en kom je zo niet aan slapen toe? Als dat zo is- geen zorgen. Heel veel mensen met autisme zijn regelmatig erg vermoeid. 50 tot 80 procent zelfs! Je bent niet de enige die hier moeite mee heeft. Maar hoe komt het nou eigenlijk dat juist autisten hier moeite mee hebben? Wat is de link tussen autisme en vermoeidheid?

Neurobiologische factoren

Neurobiologische factoren zijn biologische factoren die te maken hebben met je zenuwstelsel. Wat blijkt? Mensen met ASS verschillen hierin met mensen zonder ASS (Meer over wat autismespectrumstoornis is, vind je hier).

Gaba

Er zijn aanwijzingen dat 20 tot 50% van mensen met autisme een bepaald verandering hebben in één van de genen die codeert voor de neurotransmitter GABA. Deze boodschappenjongen van het zenuwstelsel zorgt voor een betere en diepere slaap. Dit komt omdat het eigenlijk je zenuwen remt of kalmeert. Dan snap je wel dat je beter slaapt!

Serotonine

Serotonine is ook een neurotransmitter die zich bezig houdt met onder andere het slaap-waakritme. Er zijn bij mensen met autisme verschillende problemen gevonden als het gaat om deze neurotransmitter. Soms zijn de levels van serotonine in het bloed te hoog, soms is de aanmaak of afbraak anders dan normaal en het kan ook zijn dat er in de genen een mutatie heeft plaatsgevonden.

Melatonine

Er zijn nog meer veranderingen gevonden in een aantal genen bij mensen met autisme. Deze genen zorgen bijvoorbeeld ook voor het slaap-waakritme, of voor de aanmaak van melatonine. Veel mensen kennen melatonine al als een soort slaapverwekker.

De levels melatonine helpen mede met het bepalen van het ritme tussen slapen en wakker zijn. De productie van melatonine ’s nachts is verminderd in mensen met autisme. Dit kan natuurlijk zorgen voor een ander slaap-waakritme en slaapstoornissen.

Melatonine wordt gemaakt uit serotonine en we hebben al besproken dat er afwijkingen rond serotonine. Onderzoekers hebben in een kleine studie gevonden dat het enzym dat serotonine omzet in melatonine afwijkend is. Hierdoor kan er minder melatonine gemaakt worden en ontstaan er slaapproblemen. In een grotere studie werd deze afwijking niet gevonden, dus laten we zelf deze reden voor slaapproblemen maar met een korreltje zout nemen– of melatonine.

Slaap cyclus

De slaap cyclus bestaat uit de verschillende fases van het slapen waaronder het NREM, non-rapid eye movement, en de REM slaap. En uiteraard zouden we niet autistisch zijn als we hier niet ook problemen mee hadden. Een gestoorde slaap cyclus en minder REM slaap zijn slechts twee voorbeelden van afwijkingen in de slaap cyclus van mensen met autisme.

In een studie met kinderen met autisme werd ook gevonden dat de hoeveelheid slaap dat een kind kreeg verminderde vanaf dat het 30 maanden oud was. Deze dalende lijn zette voort tot ze jongvolwassen waren geworden. Een andere studie merkte geen verschil tussen controlegroepen en kinderen met autisme, dus ook dit hoeven we nog niet al te serieus te nemen.

Medische oorzaken

Er zijn ook een aantal oorzaken voor autisme en vermoeidheid die meer met de medische kant te maken hebben. Mensen met autisme hebben vaak moeite met het voelen van bijvoorbeeld pijn. Ze voelen het wel, maar ze kunnen niet goed omschrijven waar het vandaan komt. Dit kan ertoe leiden dat ze gewoon met deze ongemakken naar bed gaan en er geen aandacht voor vragen. Natuurlijk leidt dit tot een tekort aan slaap, want slapen wanneer je ongemakkelijk bent is erg moeilijk.

Vermoeidheid door medicatie

Er zijn mensen met ASS die medicijnen gebruiken voor hun autisme. Medicatie kan werken met het voorkomen van overprikkeling en het op orde brengen van gedachten. Ook kan het tegen bepaalde comorbide stoornissen werken als depressie en ADHD. Sommige van deze medicijnen kunnen leiden tot vermoeidheid.

Antidepressiva en methylfenidaat

Medicijnen als antidepressiva zorgen vaak voor insomnie, of niet kunnen slapen. Andere medicijnen die juist meer stimulerend zijn, zoals methylfenidaat, kunnen zorgen voor inslaap-problemen- Ook logisch. Antidepressiva kan ook de slaap ten goede komen. Het hangt dus heel erg af van welk type antidepressiva je hebt.

SNRI’s en SSRI’s zijn best wel bekende classificaties van antidepressiva. Hieronder vallen bijvoorbeeld Fluoxetine, Paroxetine, Sertraline en Escitalopram van de SSRI’s en Duloxetine van de SNRI’s. Beide deze categorieën van antidepressiva hebben hun werking op slaap via serotonine. Ze verminderen de heropname van serotonine en zorgen zo voor een verminderde REM slaap en mindere mate van slaap continuïteit.

De SNRI’s zorgen ook voor extra overdracht van de neurotransmitters noradrenaline en dopamine. Die eerste heeft natuurlijk te maken met vecht of vlucht– en uiteraard ga je dan niet slapen. Gelukkig duurt deze slapeloosheid door antidepressiva vaak maar een aantal weken. Het kan helaas wel voorkomen dat de slapeloosheid doorzet en dan is het belangrijk om dit te bespreken met je psychiater en van medicatie te wisselen.

Benzodiazepinen

Benzodiazepinen helpen met het relaxeren van spieren, maar ze kunnen ook zorgen voor het doorbreken van impulsen. Ze grijpen aan op het GABA-systeem. We hebben eerder natuurlijk al besproken dat dit systeem verstoord is bij mensen met autisme. Zo kunnen er ook effecten optreden bij het gebruik van benzodiazepinen. Het zou fijn zijn als hier meer onderzoek over zou worden gedaan, want deze specifieke effecten zijn vooral vanuit klinische ervaring en dus niet echt wetenschappelijk.

Vermoeidheid zorgt voor angst en angst weer voor extra vermoeidheid…

Gedragsmatige factoren

Naast biologische factoren, medische verklaringen en medicatie zijn er ook nog bepaalde factoren die te maken hebben met gedrag. Sommige gedragingen kunnen ervoor zorgen dat je vermoeid wordt.

Routine en omstandigheden voor slaap

Het is misschien een inkoppertje, maar als onze vaste patronen en routines voor het slapengaan verstoord worden… dan wordt onze slaap ook verstoord. Er komen veel factoren kijken bij het in slaap vallen van mensen met autisme. Ons ritueel moet gedaan zijn, onze nachtkleding moet goed zitten en mag niet teveel kriebelen, de kamer moet op de juiste temperatuur zijn en zo heeft iedereen wel iets.

Als iemand überhaupt geen slaaproutine heeft ontwikkeld, kan het ook lastig worden om te slapen. Dit komt omdat de hersenen dan niet goed tot rust kunnen komen via zo’n routine wat de slaap ook weer kan opschorten.

Weerstand

Veel mensen met autisme kunnen zelfs weerstand bieden tegen het slapen. Dit kan bewust of onbewust zijn. Je kan bijvoorbeeld bewust weerstand bieden, omdat je om wat voor reden dan ook bang bent om te gaan slapen. Ook kan het onbewust zijn, omdat je overprikkeld bent of je gedachten maar blijven racen.

Overprikkeling

Vooral dit laatste komt natuurlijk veel voor bij mensen met autisme. Wanneer iemand overprikkeld is, kan dit sowieso al veel energie van hen vragen. Hierdoor worden ze moe, maar kan het ook zijn dat ze problemen hebben met in slaap komen. Dit komt vaak omdat het teveel aan prikkels en gedachten overlopen en interferen met het slapen.

Als een persoon met autisme veel en repetitieve gedachtes heeft voor het slapen gaan, zoals intrusive thoughts, kan het ook de slaap verminderen. Hierdoor kan er heel reactief gereageerd worden op emoties wat ook het in slaap vallen zal hinderen. Het niet kunnen remmen van deze gedachten valt onder de executieve functies (meer over executieve functies lees je hier)

Maskeren

Ook van het maskeren en camoufleren dat veel zogenaamde ‘hoogfunctionerende’ autisten doen, kun je enorm moe worden (meer over hoogfunctionerend autisme vind je hier). Het vergt veel energie om te doen alsof je normaal bent. We moeten ons continu aanpassen aan de buitenwereld en wat zij van ons verwachten. Het is logisch dat dit energie vreet.

Dagritme

Sommige mensen met ASS die te weinig dagritme hebben, kunnen moeite ervaren met slapen, omdat ze niet genoeg fysieke vermoeidheid voelen. Dit kan komen door te weinig doen op een dag, maar ook door hyperactiviteit van teveel doen op een dag. En balans vinden kan best een moeilijke taak zijn voor mensen met autisme.

Er zit altijd water in mijn emmer…

Eigen onderzoekje

Op Instagram heb ik een kleinschalig onderzoekje gedaan over autisme en vermoeidheid onder mijn volgers. Ik vroeg me af hoeveel mensen er last hadden van vermoeidheid en of ze medicijnen gebruikten om hier beter mee om te gaan. Ongeveer 58% van de ondervraagden gaf aan dat ze vaak erg vermoeid zijn. Hiernaast gaf bijna 50% van de ondervraagden aan om soms uitgerust wakker te worden. 13% gaf aan dat ze zelfs NOOIT uitgerust wakker werden. Dit is natuurlijk erg zorgwekkend.

Ongeveer 65% van de ondervraagden gaf aan geen medicatie te gebruiken om beter in slaap te kunnen komen. De rest gaf aan wel medicatie te gebruiken. Ik vraag me af of medicatie ook voor iedereen wel zou werken of niet, maar het blijft natuurlijk een persoonlijke keuze. Toch denk ik dat sommigen wel hun voordeel zouden kunnen halen uit slaapmedicatie, al is het maar om die 13% iets omlaag te krijgen van ‘nooit’ naar ‘soms’.

Ik ben eigenlijk altijd moe en nooit uitgerust. Inslapen en doorslapen zijn een groot probleem.

Het lastige is dat we als het gaat om vermoeidheid en hoe dit werkt grotendeels lopen te gissen. We weten namelijk nooit 100 procent zeker of de studies kloppen. Wel kunnen we ervan uitgaan dat wanneer het grootste deel van de studies het ene zegt, dat het dan niet het andere is. Veel meer onderzoek is nog nodig om een beter beeld te krijgen van wat autisme en vermoeidheid met elkaar te maken hebben, maar we zijn goed op weg.

Was dit artikel goed te begrijpen? En vinden jullie het fijn als ik vaker de wetenschap in duik voor zo’n onderwerp of wil je zelfs nog dieper? Laat het me dan zeker even weten! Ennuh, als iemand nu zegt dat je lui bent als je moe bent, kan je ze dit artikel laten lezen. Je kan er namelijk vrij weinig aan doen als het in je genen zit!

Bronnen:

  • Slaapwijzer
  • Lancel, M., van Veen, M., & Kamphuis, J. (Eds.). (2021). Slaapstoornissen in de psychiatrie.
  • Reynolds, A. M., & Malow, B. A. (2011). Sleep and autism disorders. Pediatric Clinics of North America
  • Geoffray, M. M., Nicolas, A., et al. (2016). Are circadian rhythms new pathways to understand AutismSpectrum Disorders?
  • Jonsson, L., Ljunggren, E., et al. (2010). Mutation screening of melatonin-related genes in patients withautism spectrum disorders.
  • Mazzone, L., Postorino, V., Siracusano, M., Riccioni, A., & Curatolo, P. (2018). The relationship betweensleep problems, neurobiological alterations, core symptoms of autism spectrum disorder, andpsychiateic comorbidites.
  • Effectiveness of Sleep-Based Interventions for Children with Autism Spectrum Disorder: A Meta-Synthesis.Cuomo BM, Vaz S, Lee EAL, Thompson C, Rogerson JM, Falkmer TPharmacotherapy. 2017 May; 37(5):555-578.
  • Sleep in Autism Spectrum Disorders.Veatch OJ, Maxwell-Horn AC, Malow BACurr Sleep Med Rep. 2015 Jun; 1(2):131-140.
  • Abnormal melatonin synthesis in autism spectrum disorders.Melke J, Goubran Botros H, Chaste P, Betancur C, Nygren G, Anckarsäter H, Rastam M, Ståhlberg O, Gillberg IC, Delorme R, Chabane N, Mouren-Simeoni MC, Fauchereau F, Durand CM, Chevalier F, Drouot X, Collet C, Launay JM, Leboyer M, Gillberg C, Bourgeron TMol Psychiatry. 2008 Jan; 13(1):90-8.
  • Is ASMT a susceptibility gene for autism spectrum disorders? A replication study in European populations.Toma C, Rossi M, Sousa I, Blasi F, Bacchelli E, Alen R, Vanhala R, Monaco AP, Järvelä I, Maestrini E, International Molecular Genetic Study of Autism Consortium.Mol Psychiatry. 2007 Nov; 12(11):977-9.
  • Sleep in children with autistic spectrum disorder: a questionnaire and polysomnographic study.Miano S, Bruni O, Elia M, Trovato A, Smerieri A, Verrillo E, Roccella M, Terzano MG, Ferri RSleep Med. 2007 Dec; 9(1):64-70.
  • Cognitive approaches to insomnia.Harvey AG, Tang NK, Browning LClin Psychol Rev. 2005 Jul; 25(5):593-611.
  • Adverse Effects of Psychotropic Medications on Sleep.Doghramji K, Jangro WCPsychiatr Clin North Am. 2016 Sep; 39(3):487-502.
  • Wichniak A, Wierzbicka A, Walęcka M, Jernajczyk W. Effects of Antidepressants on Sleep. Curr Psychiatry Rep. 2017;19(9):63. Published 2017 Aug 9. doi:10.1007/s11920-017-0816-4

Incognito: Autisme bij Vrouwen

Vrouwen met autisme zijn in de minderheid. Vaak uit autisme zich anders bij vrouwen dan bij mannen. De diagnostiek schiet vrouwen tekort. De DSM 5 kenmerken uiten zich anders bij vrouwen met autisme, maar waarom? Hoe het komt dat de kenmerken van autisme ervoor zorgen dat vrouwen te weinig gediagnosticeerd worden leg ik je in dit artikel uit.

Waarom zo weinig diagnoses?

Het verschil in de hoeveelheid diagnoses tussen mannen en vrouwen is groot. Nu is de vraag natuurlijk waarom dit zo is. Er zijn hier twee theorieën voor bedacht. De eerste theorie zegt dat er iets is dat vrouwen beschermd tegen het ontwikkelen van autisme.

Dit klinkt misschien een beetje vaag. Deze theorie zegt eigenlijk dat vrouwen grotere risicofactoren nodig hebben om autisme te ontwikkelen dan mannen. De drempel voor het ontwikkelen van autisme door genetische- en omgevingsfactoren is dus hoger.

Een tweede theorie zegt dat er eigenlijk veel meer vrouwen de diagnose autisme zouden moeten krijgen dan die er nu gegeven worden. Dit zou te maken hebben met de huidige diagnostische criteria. Deze zouden minder goed aansluiten op hoe autisme zich presenteert in vrouwen.

De meeste criteria zijn nog steeds gebaseerd op de ouderwetse standaarden van autisme- zoals de Sheldon Cooper. Dit klopt natuurlijk niet meer. Vooral vrouwen met een gemiddeld of bovengemiddeld IQ krijgen niet snel de diagnose ASS.

Sociale kenmerken

Als we kijken naar de kenmerken van autisme zijn de basis kenmerken tussen mannen en vrouwen hetzelfde. Ook vrouwen hebben moeilijkheden met sociale situaties. Ze hebben beperkte, maar intense interesses of ongewone reactie op prikkeling. Het verschil is dat deze kenmerken zich anders uiten bij vrouwen. Vrouwen hebben vaak een grotere interesse in het sluiten van vriendschappen dan mannen.

Wel blijkt dat vrouwen meer moeite hebben in het sluiten van langdurige vriendschappen dan mannen. Conflicten lijken ook moeilijker te zijn voor autistische vrouwen dan autistische mannen. Hierdoor kan het lijken dat de autistische vrouw minder moeite heeft met sociale interactie dan een man.

Interesses

Vrouwen met autisme hebben ook ‘special interests’. Waar de interesses van mannen met autisme vaak stereotype zijn, worden de interesses van vrouwen vaak als meer normaal gezien. Ze hebben dezelfde interesses als non-autistische vrouwen en daardoor worden deze interesses vaak onderschat als special interest. Deze interesses volgen vaak ook meer de normale ontwikkeling in leeftijdscategorie. (Special Interest of Obsessie? Lees meer hier)

Internalisatie

Verder kan het diagnosticeren moeilijker zijn bij vrouwen, omdat vrouwen hun problemen vaak internaliseren. Ze houden hun problemen binnen. Dit terwijl mannen vaak hun problemen uiten in bijvoorbeeld uitbarstingen van agressie. Vrouwen met autisme hebben dan ook van comorbide stoornissen die te maken hebben met internalisatie. Denk aan zelfbeschadiging, eetstoornissen, etc. Deze stoornissen zijn vaak ook heftiger dan bij mannen. Dit kan ervoor zorgen dat de comorbide stoornis erkent wordt, maar dat het autisme- de oorzaak- wordt gemist.

Maskeren en camoufleren

Een andere belangrijke reden voor het missen van diagnoses is het fenomeen genaamd maskeren of camoufleren. Vrouwen met autisme zijn erg goed in het verbergen van hun autistische trekken. Ze nemen bijvoorbeeld de gezichtsuitdrukkingen of zinnen van anderen over. Soms forceren ze zichzelf om oogcontact te maken of om te stoppen met praten over hun interesses.

Op deze manier kunnen ze heel normaal overkomen, of hoogfunctionerend (meer over hoogfunctionerend en laagfunctionerend autisme vind je hier). Je zou het vaak niet merken dat vrouwen autisme hebben door dit camoufleren. Het is daarom niet bijzonder dat een diagnose gemist wordt.

Het kan erg vermoeiend zijn om continu maar te maskeren en te doen alsof je normaal bent (meer oorzaken van vermoeidheid vind je hier). Naast vermoeidheid zullen de prikkels zich op blijven stapelen. Dit betekent dat je in een continue staat van overprikkeling kan zitten (meer over overprikkeling hier). Dat kan leiden tot burn-out, depressies en andere klachten.

Conclusie

Veel vrouwen komen in de problemen door een gemiste diagnose. Vaak krijgen ze de verkeerde diagnose, zoals Borderline, of worden alleen de comorbide stoornissen gevonden en behandeld (meer over borderline en autisme hier). De oorzaak wordt dus niet aangepakt en de stoornissen komen dan ook telkens terug.

Vrouwen krijgen vaak pas na jaren in de GGZ de diagnose autisme. Zo zijn er veel vrouwen die pas in de dertig, veertig of vijftig de diagnose krijgen. Soms komt de diagnose autisme niet eens direct door hun eigen behandeltraject. Het komt ook voor dat hun kinderen gediagnosticeerd worden en dat het balletje daarna gaat rollen.

Wanneer ben jij gediagnosticeerd? Luchtte het op toen je de diagnose kreeg of wilde je het nog niet helemaal geloven? Ik hoop dat dit artikel je weer een stukje meer inzicht heeft gegeven in jezelf en de wetenschap achter je autisme.

Bronnen:

Mobiele versie afsluiten