Alexithymie

Alexithymie

Alexithymie. Het is een fenomeen waar veel mensen met autisme moeite mee hebben. Wat is het nou eigenlijk? En waarom hebben juist mensen met autisme er zoveel last van? Daar gaan we het over hebben in dit artikel. Ik geef je alle informatie die je nodig hebt om het te begrijpen!

Wat is alexithymie?

Alexithymie betekent eigenlijk dat iemand niet goed is in het herkennen en uiten van emoties. Vaak weten ze niet goed wat ze voelen en welke woorden ze moeten gebruiken om dat te uiten. Vaak is het ook moeilijk om onderscheid te maken in verschillende emoties. Emoties zijn bijvoorbeeld wel negatief, maar is het boosheid? Angst? Frustratie? Dat kunnen ze dan niet bepalen. (Sifneos, 2020)

Wat zijn de kenmerken van alexithymie?

  • Moeilijkheden in het identificeren van gevoelens en emoties
  • Problemen om emoties en lichamelijke gevoelens te onderscheiden
  • Beperkt vermogen om gevoelens aan een ander over te brengen
  • Moeilijkheden in het herkennen van emoties bij anderen
  • Moeilijkheden in het reageren op andermans emoties
  • Gebrek aan fantasie en verbeelding
  • Vooral denken met verstand over gevoel
  • Afstandelijk overkomen
  • Koud overkomen

(Mens en Samenleving)

Niet al deze kenmerken zullen bij iedereen passen. Vooral de eerste paar kenmerken zijn het belangrijkst. Als je je daarin herkent is de kans groot dat je te maken hebt met alexithymie.

Alexithymie lijkt vaker voor te komen bij mensen met autisme dan bij mensen zonder autisme (meer over autisme hier). Sommige studies laten zien dat niet het autisme, maar de mate van alexithymie bepaalt of mensen de emoties van anderen kunnen herkennen of niet. (Fitzgerald et al., 2006 | Berthoz et al., 2005)

Er zijn verschillende theorieën over wat de link tussen alexithymie en autisme kan zijn. Een mogelijke verklaring zou kunnen zijn, omdat beide alexithymie en autisme andere activiteit hebben in bepaalde gebieden in de hersenen, zoals de amygdala. (van der Velde et al., 2013 | Gibbard et al., 2017)

Niet iedereen met autisme heeft alexithymie. Ongeveer 55 procent van de mensen met autisme heeft alexithymie. De combinatie hiervan geeft extra problemen als het gaat om angstklachten en emotieregulatie. Daarnaast zijn mensen met autisme vatbaarder voor psychische problemen (lees meer over autisme en comorbide zaken hier) en verslaving (meer over autisme en verslaving lees je hier), en alexithymie lijkt juist een factor te zijn die zorgt dat therapie minder goed werkt. Een slechte combinatie dus. (Milosavljevic et al., 2016 | Lumley et al., 2007)

Conclusie

Het lijkt er dus op dat autisme en alexithymie inderdaad veel samengaan. Het is dan ook belangrijk dat er meer onderzoek komt hierover aangezien de behandeling van alexithymie nonexistent is. En in combinatie met autisme zal dit waarschijnlijk nog veel lastiger zijn om te behandelen en te begeleiden.

Bronnen

  • Sifneos, PEThe prevalence of ‘Alexithymic’ characteristics in psychosomatic patients. Psychother Psychosom 22(2-6)1973; 255–62.
  • Mens en Samenleving: Alexithymie
  • Fitzgerald, MBellgrove, MAThe overlap between Alexithymia and ASPERGER’S Syndrome. J Autism Dev Disord 2006;36(4):573–6
  • Berthoz, SHill, ELThe validity of using self-reports to assess emotion regulation abilities in adults with autism spectrum disorder. Eur Psychiatry 2005;20(3):291–8
  • van der Velde, JServaas, MNGoerlich, KSBruggeman, RHorton, PCostafreda, SG et al. Neural correlates of alexithymia: a meta-analysis of emotion processing studies. Neurosci Biobehav Rev 2013;37(7):1774–85
  • Gibbard, CRRen, JSkuse, DHClayden, JDClark, CAStructural connectivity of the amygdala in young adults with autism spectrum disorder. Hum Brain Mapp 2017;39(3):1270–82
  • Milosavljevic, BLeno, VCSimonoff, EBaird, GPickles, AJones, CRG et al. Alexithymia in adolescents with autism Spectrum disorder: its relationship to internalising difficulties, sensory modulation and social cognition. J Autism Dev Disord 2016;46(4):1354–67
  • Lumley, MANeely, LCBurger, AJThe assessment of alexithymia in medical settings: implications for understanding and treating health problems. J Pers Assess 2007;89(3):230–46

Autisme en Verslaving

Verslaving. Misschien herken je het wel. Je kan verslaafd zijn aan zo’n beetje alles– je telefoon, frituur, lippenbalsem, etc. Mensen met autisme kunnen ook een comorbide verslaving hebben. Zijn we er gevoeliger voor dan anderen? Wat valt er precies onder verslaving? In dit artikel vertel ik je alles over verslaving en wat voor link het heeft met autisme.

Wat is Verslaving?

Een verslaving kun je zien als een ziekte. Het kan zitten in meerdere plekken in je lichaam, dus ook in je hersenen. Bij een verslaving heb je vaak een onverklaarbare en onweerstaanbare craving naar jouw verslavingsmiddel. Je bent van dit middel afhankelijk en je kan eigenlijk niet meer zonder– het is een noodzaak in je leven.

Je spreekt van een verslaving als je lichamelijk of psychisch niet meer zonder dit middel kan. Vaak heb je steeds meer nodig van dat middel om tevreden te zijn over het effect. Ook krijg je last van ontwenningsverschijnselen als je dit middel tijdelijk niet meer gebruikt, of als je probeert te stoppen. Deze verschijnselen kunnen fysiek zijn, zoals trillen, maar ook psychisch, zoals in paniek raken.

Wat zijn de gevolgen van Verslaving?

Een verslaving heeft gevolgen. Je raakt vaak verslaafd vanwege kortdurende, positieve gevolgen. Het feit is wel dat die positieve gevolgen daarna omslaan in negatieve gevolgen. Je kan ontzettend veel last hebben van een verslaving en hieronder zie je een lijst van gevolgen van verslaving.

Positieve gevolgen

  • Je voelt je blijer
  • Je kan beter met prikkels omgaan
  • Sociale interactie kost minder moeite
  • Je voelt je meer ontspannen
  • Je kan je beter uiten in het moment
  • Door drugs kun je je meer gaan eten (meer over eetproblemen hier)

Negatieve gevolgen

  • Schaamte
  • Verlate overgevoeligheidsreactie
  • Vaak lang bijkomen na gebruik
  • Schulden
  • Je raakt geïsoleerd van de buitenwereld
  • Verliezen van jezelf
  • Je raakt eenzaam
  • Je voelt je somber
  • Overprikkeling (meer daarover hier)
  • Vele gezondheidsproblemen
    • Overgewicht
    • Hart- en vaatziekten
    • Astma
    • Kanker
    • Vermoeidheid (meer over vermoeidheid hier)
    • Zwangerschapscomplicaties
    • Intoxicatie
    • Leverfalen
    • Leververvetting
    • Diabetes
    • Etc.

Zoals je ziet zijn de gevolgen van verslaving enorm breed. In dit overzicht zijn dan ook allerlei soorten verslaving meegenomen en niet specifiek één. Dit betekent ook dat niet alle gevolgen voorkomen bij alle soorten verslavingen, maar vaak is er wel degelijk een overlap.

Ten eerste lijkt het erop alsof onze hersenen gemaakt zijn om niet zo snel een gevoel van beloning te krijgen. Dopamine, de neurotransmitter die werkt in het beloningssysteem, is bij ons een beetje disfunctioneel. Het werkt niet helemaal lekker. Deze ‘fout’ wordt ook vaak gevonden bij mensen die last hebben van Substance Use Disorder (SUD), ofwel een verslaving aan bepaalde middelen. Het kan dan ook zo zijn dat mensen met autisme door de disfunctie van dopamine een hoger risico lopen op zo’n type verslaving tot wel twee keer zoveel.

Kenmerken van ASS zijn door sommige studies bestempeld als risico factor voor roken en cannabis gebruik, maar niet per sé alcoholgebruik. (Wat is autisme? Je vindt het hier) Wel hebben mensen met autisme een vergelijkbaar risico om alcohol afhankelijk te worden als mensen met angsten en depressie.

Verder is het zo dat ongeveer 62 procent van de jongens (en meisjes) met autisme dagelijks hun vrije tijd besteden aan gamen en tv-kijken. Als je autisme hebt, is de kans op problematisch gebruik hoger dan normaal.

Autisten zijn bekend om hun hardnekkige routines en vaak worden verslavingsstoornissen beschreven als een hardnekkig patroon of routine. Het is dan ook niet bijzonder dat mensen met autisme makkelijker in de val zullen trappen bij verschillende typen van verslaving.

Vaak kan het ook zelfmedicatie zijn tegen de mentale en soms fysieke pijn die bij autisme hoort. Alcohol is natuurlijk een soort ‘babbelwater’ waardoor sociale situaties een stuk makkelijker worden.

Wat is de Behandeling van Verslaving bij Autisme?

De meest gebruikte behandelingen bij SUD zijn Cognitieve Gedragstherapie, motivationele interviewen en korte interventies. Het doel hierbij is vooral het inzien van hun eigen gedrag en hoe je dit kan veranderen richting afkicken en soberheid.

Vaak werken de gebruikelijke behandelingen van verslaving niet bij autisme. De enige overlappende therapie is CGT. Het punt is wel dat deze therapie aangepast moet worden aan mensen met autisme en hun karaktertrekjes. Dit betekent dat professionals moeten leren over ASS.

Nieuwere manieren zijn CRT, cognitieve remediatie therapie, en het ingaan op de routines. CRT wordt gebruikt om executieve disfunctie tegen te gaan. Dit leek te helpen als dit werd gedaan vóórdat de mensen in een normaal behandelingsprogramma werden gezet tegen verslaving. Ook leek het monitoren van routinematig gebruik van bijvoorbeeld alcohol ook te werken om langzaamaan de hoeveelheid te verminderen.

Conclusie

Zoals eerder gezegd is verslaving geen pretje. Wij als mensen met autisme zijn er dan ook nog eens extra gevoelig voor. We moeten vaak oppassen met wat we tot ons nemen. We moeten koste wat kost onze cravings en emoties onder controle houden om niet in dat gat te vallen.

Het lichtpuntje hierin is dat er wel een behandeling is. Mensen worden beter van verslavingen. Als zij het kunnen dan kan jij het ook! De link met autisme is duidelijk en het zal voor ons dus ook moeilijker zijn om er van af te komen, maar niet onmogelijk.

Bronnen

Autisme en ARFID: De onbekende Eetstoornis

Veel mensen met autisme hebben last van problemen met eten. In een ander artikel heb ik het hier al meer over gehad. Als je je in die problemen herkent, zou het best eens kunnen dat je te maken hebt met een eetstoornis genaamd: ARFID. Heb je daar wel eens van gehoord? Veel mensen namelijk niet, maar zo’n 21 procent van de mensen met autisme zou ARFID hebben.

Wat is ARFID?

ARFID staat voor Avoidant/Restrictive Food Intake Disorder. In het Nederlands noemen we het vermijdende/restrictieve voedselinnamestoornis. Bij ARFID lukt het iemand niet om genoeg voedsel tot zich te nemen voor een grote verscheidenheid aan redenen. Veel mensen met autisme hebben last van eetproblemen, maar ARFID is een extreme vorm hiervan: een eetstoornis (meer over autisme en eetproblemen hier)

Deze eetstoornis is nieuw in de DSM-5, maar bestaat natuurlijk al veel langer. Het was alleen nooit zo goed gedefinieerd als nu. ARFID heeft geen leeftijdsgrens en kan dus aan elke leeftijd gekoppeld worden. Vooral oudere kinderen en jongvolwassenen worden met ARFID gediagnosticeerd. Zoals bij andere eetstoornissen zijn het vooral meisjes die de eetstoornis krijgen, maar de verdeling tussen geslachten is bij ARFID een stuk gelijker dan bij andere eetstoornissen.

ARFID is anders dan andere eetstoornissen als Anorexia of Boulimia, omdat je bij ARFID geen angst hebt voor je lichaam. Je bent niet bang om aan te komen en je wilt niet per sé afvallen. Het beeld wat je hebt over je lichaam klopt en is dus niet verstoord, zoals dat vaak bij andere eetstoornissen wel het geval is.

Als het gaat om autisme (meer over wat autisme is vind je hier) en ARFID lijkt het erop dat deze eetstoornis voorkomt bij ongeveer 21 procent van de mensen met autisme. Dit is meer dan studies die gekeken hebben naar klinische voorbeelden, dus het kan goed zijn dat in werkelijkheid ARFID te weinig gediagnosticeerd wordt.

Kenmerken van ARFID

ARFID wordt gediagnosticeerd aan de hand van 4 punten in de DSM-5. Deze kenmerken geven het brede spectrum van ARFID patiënten weer. Er is ook duidelijk te zien waar autisme speelt in deze kenmerken.

DSM-5 Criteria

  • Een eet- of voedingsstoornis (zoals een duidelijk gebrek aan interesse in eten of voedsel, vermijden van voedsel vanwege de sensorische kenmerken ervan, zorgen over de aversieve gevolgen van het eten) die blijkt uit een persisterend niet voorzien in de eigen voedings- en/of energiebehoeften, samenhangend met een (of meer) van de volgende kenmerken:
    • Significant gewichtsverlies (of het niet bereiken van de te verwachten gewichtstoename, of achterblijvende groei bij kinderen).
    • Significante voedingsdeficiëntie/voedingstekorten.
    • Afhankelijkheid van enterale (via de darmen) sondevoeding of orale (via de mond) voedingssupplementen.
    • Een duidelijk interfereren met het psychosociale functioneren.
  • De stoornis kan niet beter worden verklaard doordat er te weinig voedingsmiddelen beschikbaar zijn of door een ermee samenhangende cultureel gesanctioneerde gewoonte.
  • De eetstoornis treedt niet uitsluitend op in het beloop van anorexia nervosa of boulimia nervosa en er zijn geen aanwijzingen voor een stoornis in de wijze waarop het lichaamsgewicht of de lichaamsvorm wordt ervaren.
  • De eetstoornis kan niet worden toegeschreven aan een gelijktijdig optredende somatische (= lichamelijke) aandoening en kan niet beter worden verklaard door een andere psychische stoornis. Wanneer de eetstoornis zich voordoet binnen de context van een andere aandoening of stoornis, is de ernst van de eetstoornis groter dan wat normaal bij deze aandoeningen of stoornissen wordt gezien en is afzonderlijke aandacht gerechtvaardigd.

ARFID subtypen

Zoals in het eerste punt te lezen is, kun je ARFID opdelen in drie subtypen. Deze subtypen zijn:

  • Geen interesse in voeding
  • Vermijding van voeding vanwege sensorische kenmerken
  • Angsten voor de gevolgen van eten

Elk van deze kenmerken geeft zijn eigen symptomen, maar zorgen er allemaal voor dat er niet voldoende voedsel binnenkomt om in de energiebehoefte te voorzien. In alle drie van deze subtypen kun je autisme herkennen.

Leeftijd en gender verdeling

Uit een studie onder 309 mensen met een eetstoornis werden er 60 gediagnosticeerd met ARFID. Ongeveer 62 procent hiervan was vrouw. Een andere studie met ongeveer 40 mensen met ARFID was zo’n 80 procent vrouw. Zoals bij andere eetstoornissen te zien is, is het merendeel van de mensen met ARFID vrouwelijk. Wél is het zo dat bij ARFID een groter percentage mannelijk is dan bij andere eetstoornissen. Bij deze laatste studie was dat 20,5 procent versus 4,5 procent– Best een verschilletje dus.

Als het gaat om leeftijd zijn mensen met ARFID er vaak vroeger bij dan mensen met een andere eetstoornis. Patiënten met ARFID waren gemiddeld rond de 11 jaar oud en andere patiënten waren gemiddeld 14 jaar oud. Een andere studie gaf aan 13 jaar voor ARFID en 16 jaar voor andere eetstoornissen, maar de conclusie blijft hetzelfde.

Gevolgen van ARFID

ARFID heeft verschillende gevolgen die best eens ernstig kunnen zijn:

Lichamelijke gevolgen

Psychische gevolgen

  • Vereenzaming
  • Angst
  • Isolatie
  • Somberheid
  • Negatieve gedachten

De gevolgen van ARFID zijn dus verschrikkelijk vervelend en kunnen zelfs gevaarlijk worden als er niks aan wordt gedaan. Er zijn natuurlijk duidelijk lichamelijke gevolgen, omdat je te weinig voedingsstoffen binnenkrijgt, maar ook psychische gevolgen mogen niet ontbreken.

De impact van een eetstoornis op je psyche kan erg groot zijn. Je durft niet meer bij anderen of samen met anderen te eten uit angst afgewezen te worden. Hierdoor ga je jezelf isoleren van anderen en zal je je erg eenzaam kunnen gaan voelen. Eenzaamheid is één van de zwaarste gevoelens die je kan hebben. Ook kan je de energie niet meer opbrengen om tegen de negatieve gedachten te vechten en kan je erg somber worden.

Autisme en ARFID

Wat voor rol speelt ARFID nu bij mensen met autisme? Het is belangrijk om te weten dat veel mensen met autisme last kunnen hebben van deze onbekende eetstoornis. De prevalentie wordt geschat op zo’n 21 procent. Dit betekent dat zo’n 21 procent van de mensen met autisme ARFID heeft. In één studie had 13 procent van de patiënten met ARFID ook autisme ondanks dat die combinatie niet vaak voorkwam in hun kliniek.

Sensorische prikkels

Het mag duidelijk zijn dat wij, met autisme, prikkels soms erg moeilijk kunnen verdragen. Het gevoel van sommige etenswaren in je mond is ook een prikkel. Veel mensen met autisme hebben dan ook moeite met het eten van bepaalde voedingsproducten.

Vaak is het gevoel van het eten niet fijn en zullen ze daarom ook stoppen met het eten van deze producten. Dit betekent dat ze niet voldoende voedingsstoffen hieruit binnenkrijgen en ze dus een tekort kunnen krijgen aan bepaalde typen voeding. Vaak zijn het groenten die niet lekker in de mond liggen, maar deze zijn natuurlijk wel erg belangrijk in een gezond voedingspatroon.

Angsten

Veel mensen met ARFID zijn bang voor de gevolgen van het eten van voedsel. Denk hierbij aan zich verslikken, of overgeven, of kokhalzen. Ook in deze kenmerken kun je autisme terug vinden. Veel mensen met autisme hebben een verstoorde of onderontwikkelde motoriek van het eten. Het kan dus zomaar zijn dat ze zich écht een keer goed verslikt hebben en daardoor nu bang geworden zijn.

Desinteresse

Sommige mensen met ARFID hebben geen interesse in eten, of ze vergeten het simpelweg. Mensen met autisme hebben vaak moeite met het herkennen van een hongergevoel en kunnen hierdoor dus vergeten te eten. Het kan ook zijn dat ze denken nog geen honger te hebben en daarom eten afwijzen of op die manier geen interesse in eten te hebben.

Behandeling van ARFID bij Autisme

Aangezien ARFID nog een vrij nieuwe diagnose is, is het moeilijk om een éénduidig plan op te stellen– Ook aangezien het een zeer brede range van patiënten heeft. Het gevolg hiervan is dat iedereen maar wat doet en het lastig is om een plan op te stellen dat gaat werken. Er zijn ook zeer weinig studies die een behandeling beschrijven. Verschillende therapieën worden al toegepast, zoals:

  • Cognitieve Gedragstherapie
  • Responsieve Voedingstherapie
  • Toegepaste Gedragsanalyse

De laatste 2 jaar wordt er ook veel gekeken naar een familie-gerichte aanpak. Hierbij worden de ouders met psycho-educatie bijgebracht wat ARFID precies is en hoe ze hun kind in de juiste richting kunnen sturen. De psycholoog gebruikt dan toegepast gedragsanalyse op de ouders om erachter te komen hoe ze het thuis doen en welke strategieën er nodig zijn om hun kind te helpen.

Wanneer je volwassen bent, heb je natuurlijk geen ouders meer in huis om je te helpen. Dit betekent dat gedragstherapie de belangrijkste behandeling wordt. Hierin ga je zelf je gedrag analyseren en kijken hoe je dit kan veranderen en wat daar voor nodig is. Ook kan je exposure therapie krijgen als je bijvoorbeeld een bepaald voedingsproduct vermijd.

Conclusie

ARFID is een ontzettend lastige eetstoornis. Je wilt wel, maar het lukt gewoon niet. Gelukkig zijn er wel verschillende behandelingen om je een handje te helpen in de recovery van deze eetstoornis. Het mag duidelijk zijn dat autisme best een grote prevalentie heeft in een klinische setting, maar waarschijnlijk dus nog meer dan dat.

Het is erg belangrijk om hulp te zoeken als je deze kenmerken herkent of als je het idee hebt dat je misschien wel eens ARFID zou kunnen hebben. Wanneer je de diagnose hebt, kun je een geschikt traject aangaan om weer in een gezond voedingspatroon te komen.

Bronnen

Autisme en Borderline

Borderline is een veelvoorkomende misdiagnose bij vrouwen die eigenlijk autisme hebben. Een aantal kenmerken van borderline lijken op die van autisme qua uiterlijk, maar de oorzaak is heel anders. Wat zijn de verschillen tussen borderline en autisme? En wat zijn de overeenkomsten? Aan de hand van de DSM 5 kenmerken van Borderline vertel ik je er meer over!

Wat is Autisme?

Autisme is een ontwikkelingsstoornis. Onze hersenen zijn anders gevormd en ontwikkeld en hierdoor gedragen we ons anders dan normale mensen. Ook denken we anders dan normale mensen en beleven we de wereld in een ander, soms donkerder, licht (meer over de kenmerken van autisme lees je hier).

Kenmerken van autisme zijn moeite met sociale relaties, gefixeerde interesses en prikkelgevoeligheid. Mensen met autisme hebben moeite om relaties aan te gaan en te onderhouden. Vaak begrijpen ze het sociale aspect ook niet helemaal. Normale mensen zijn voor ons lastig te lezen.

Verder hebben we vaak een aantal interesses die eigenlijk obsessies genoemd kunnen worden door sommigen. Er zitten verschillen tussen deze speciale interesses en obsessies (meer over het verschil tussen special interest en obsessie hier). We kunnen eindeloos doorgaan over deze interesses en weten er veel van af.

Ook zijn wij, autisten, erg gevoelig voor prikkels. Prikkels zijn alle stukjes informatie die je op een dag binnen krijgt. Onze hersenen verwerken die prikkels anders en daardoor komen ze harder binnen. Hierdoor duurt het ook langer voordat ze goed verwerkt zijn en we er iets mee kunnen. Teveel prikkels leidt tot overprikkeling en dat kan veel stress met zich meebrengen (meer over overprikkeling vind je hier).

Wat is Borderline Persoonlijkheidsstoornis?

Borderline is een persoonlijkheidsstoornis. Het wordt beschreven als een diepgaand patroon in relaties en zelfbeeld met impulsiviteit beginnend in de vroege volwassenheid. Eigenlijk ben je met borderline vastgeroest in een bepaald patroon van push en pull binnen je relaties, op en neer gaande stemmingen, een verschrikkelijk negatief zelfbeeld en vaak erg impulsief zijn.

Er zijn nog andere kenmerken van Borderline die ervoor zorgen dat je, volgens de DSM-5, gediagnosticeerd kan worden met deze stoornis. Verlatingsangst, dissociëren en automutilatie vallen hier ook onder. Borderline kan met verschillende therapieën en eventueel medicijnen gemanaged worden, maar het blijft een lastige stoornis om mee te leven.

Borderline en Autisme

Aan de hand van de negen kenmerken van Borderline, zal ik uitleggen hoe dit verward kan worden met autisme en waarom er dus misdiagnoses gemaakt worden– ook door professionals.

Krampachtig proberen te voorkomen om feitelijk of vermeend in de steek gelaten te worden

Veel mensen met Borderline hebben verschrikkelijke verlatingsangst. Door deze angst gaan ze er eigenlijk altijd van uit dat iemand ze zal verlaten, zelfs als er voor ons geen aanleiding voor lijkt te zijn. Soms kan het zijn dat ze hierdoor juist verlaten worden, omdat de ander hun continue onzekerheid, wisselingen en soms beschuldigingen zat zijn.

Veel mensen met autisme hebben een erg laag zelfbeeld en vallen regelmatig buiten de boot. Al vanaf kinds af aan is er op hun hart gedrukt dat ze anders zijn. Ook andere kinderen en volwassenen weten dat ze anders zijn. Dit kan ertoe leiden dat ze verlaten worden door die mensen– wat leidt tot verlatingsangst die soms extreem erg kan zijn.

Een patroon van instabiele en intense relaties gekenmerkt door wisselingen tussen idealiseren en kleineren

Mensen met Borderline hebben er een patroon van gemaakt om mensen weg te duwen– uit angst– en de hemel in te prijzen– vaak ook uit angst. Hun verlatingsangst zorgt ervoor dat ze liever zélf de ander ‘verlaten’ voordat diegene hún verlaat. Aan de andere kant hebben veel van hen ook een favourite person wie ze helemaal de hemel in kunnen prijzen. Ze voelen namelijk ontzettend veel en dus ook veel liefde, maar deze favourite person kunnen ze dus ook weer wegduwen.

Sommige mensen met autisme weten niet altijd goed wat ze met hun relaties aan moeten. Door hun eigen verlatingsangst kunnen ze mensen wegduwen, maar ze kunnen ook mensen wegduwen uit overprikkeling. Wanneer een autist overprikkeld is, kunnen ze vaak geen sociale contacten meer verdragen en zullen ze af en toe mensen van hun wegduwen– of gewoon niet meer reageren voor bepaalde tijd.

Vaak zijn we enorm blij als we iemand hebben gevonden die ons autisme accepteert en van ons houdt zoals we zijn. We gaan dan ook helemaal los bij die persoon. Het wordt ons steun en toeverlaat met wie we alles willen delen en ons vreemde zelf kunnen zijn. Dit kan best overweldigend overkomen voor die andere persoon, of als idealiseren.

Identiteitsstoornis: duidelijk en aanhoudend instabiel zelfbeeld of zelfgevoel

Als je Borderline hebt, heb je vaak een enorm negatief en instabiel zelfbeeld. Ook kan het zijn dat je überhaupt niet eens weet wie je eigenlijk bent. De sterke wisselingen die in Borderline voorkomen, komen dus ook voor binnen het zelfbeeld. Het ene moment– meestal– vind je jezelf een verschrikkelijk mens, zoals wanneer iemand je verlaat. Het andere moment kan je in een hele goede bui zijn en jezelf de mooiste van het land vinden– vaak in combinatie met impulsaankopen en shopping tripjes.

Ook mensen met autisme weten niet altijd wie ze zijn. Ook mensen met autisme hebben vaak een ontzettend laag zelfbeeld. Wat verwacht je als je buitengesloten wordt door de hele wereld? Uiteraard heeft dat een negatief effect op je zelfbeeld. Ook het feit dat je niet kan doen wat normale mensen wel kunnen, voelt als falen wat weer zijn effect heeft.

Het niet weten wie je bent kan als autist heel lastig zijn. Vaak neem je trekjes over van andere mensen met wie je omgaat. Sommigen met autisme gaan maar met weinig mensen om waardoor je niet zo goed weet wie je bent en wat er van je wordt verwacht. Anderen gaan juist wél met mensen om, maar snappen daarom niet meer welke trekjes je authentieke zelf zijn en welke niet.

Maskeren helpt ook niet mee. Continu jezelf voordoen als iemand anders, als normaal, kan ook impact hebben op wie je bent. Wie ben je onder dat masker? Vele hebben dat masker zo lang niet afgezet dat ze zelf niet meer weten wie ze daaronder zijn. Waar eindigt het masker en waar begin ik?

Impulsiviteit op ten minste twee gebieden die in potentie betrokkene zelf kunnen schaden

Met Borderline ben je vaak impulsief. Té impulsief. Zo impulsief dat het jezelf kan schaden. Denk aan drank- en drugsgebruik. Denk aan overmatig shoppen met geld wat je eigenlijk niet hebt. Deze impulsiviteit komt vaak voort uit een negatieve stemming of uit onmacht omdat je niet weet wie je bent.

Ook met autisme kun je soms impulsief zijn. Vaak kunnen we teveel geld uitgeven aan onze speciale interesses– en soms hebben we dat geld niet. We kunnen uit overprikkeldheid doen aan zelfmedicatie door middel van drank en drugs, of seks. Ook wij kunnen onszelf schaden, omdat we niet meer weten wat we anders moeten doen.

Terugkerende suïcidale gedragingen, gebaren of dreigingen óf automutilatie

Suïcidaliteit en automutilatie zijn geen onbekenden van iemand met Borderline. Het komt vaak voort uit wanhopigheid. Dit komt door een extreem negatieve stemming, misschien omdat iemand ze dreigt te verlaten of misschien is het wel een impulsief besluit om jezelf te pijnigen.

Deze zelfde suïcidaliteit en zelfbeschadiging zijn ook niet onbekend voor mensen met autisme. Wanneer we overprikkeld zijn, willen we dat afreageren. En soms reageren we dat af op onszelf. Dit is soms een impulsief besluit, omdat we wanhopig zijn om weer terug te komen op de wereld en de controle niet te verliezen. Soms is het een heel bewust gebeuren, omdat het ons toch helpt op een soort zieke manier.

De prikkels, de verwachtingen, het gevoel van falen als mens… Dat alles kan leiden tot gedachten aan de dood. En dat is voor ons heel normaal. Maar het ís niet normaal. Het zou niet normaal móéten zijn. En toch is het zo.

Extreme stemmingswisselingen

Dat mensen met Borderline extreme schommelingen hebben in stemming is al lang bekend. Soms kunnen ze binnen enkele minuten switchen tussen boosheid, blijheid en verdriet. Sommige stemmingen duren een paar uur, andere een paar dagen, maar meestal houden ze niet heel lang aan voordat er weer iets gebeurd en ze omschakelen.

Eigenlijk geeft dit al het verschil met autisme weer. Mensen met autisme kunnen af en toe extreme schommelingen hebben in stemming, maar dat is meestal omdat ze overprikkeld zijn. Dan kunnen ze een meltdown krijgen wat zich kan uiten in verdriet of boosheid. Alleen duren deze stemmingen vaak langer dan een paar minuten en moeten we ook echt lang bijkomen van zo’n meltdown. We schakelen dus lang niet zo snel als mensen met Borderline– en ook niet om dezelfde reden.

Chronisch gevoel van leegte

Mensen met Borderline voelen zich regelmatig leeg. Ze weten niet goed wie ze zijn, mensen lijken ze te pas en te onpas te verlaten… Iedereen zou daar moedeloos van worden. Ze missen vaak iets, maar ze kunnen niet onder woorden brengen wat ze precies missen.

Mensen met autisme kunnen zich ook wel eens leeg voelen. Soms zijn we door alle prikkels en negatieve gedachten helemaal leeggezogen en kúnnen we niet eens iets anders voelen. Dit kan ook een chronisch probleem zijn, maar ook hier komt het voort uit overprikkeling.

Inadequate, intense woede of moeite kwaadheid te beheersen

Mensen met Borderline hebben dus moeite hun woede te beheersen. Vaak komt dit in één keer op– voor ons dan. Voor hun is het een volledig logische reactie op bijvoorbeeld een vermeende verlating. Er is iets gebeurd waardoor het voelt alsof ze de controle verliezen en ze verlaten worden. Boosheid is dan een normale reactie op dit verraad.

Bij autisme: Meltdowns. ‘Nuff said.

Voorbijgaande, aan stress gebonden paranoïde ideeën of ernstige dissociatieve verschijnselen

Als je Borderline hebt, is het soms makkelijker en beter om jezelf af te sluiten van de wereld. Dissociëren is dan ook niet anders dan normaal als je in een stressvolle situatie zit. Je geest of je lichaam sluit zich af en je bekijkt jezelf vanuit een andere hoek. Ook kan het zijn dat je soms wat paranoïde wordt.

Mensen met autisme zullen niet zo snel paranoïde worden, maar we kunnen zeker wel dissociëren. Als de beste. Na genoeg prikkels sluiten onze lichaam en geest zich gewoon helemaal af. Derealisatie en depersonalisatie zijn voor ons niet onbekend. Het is een raar gevoel, maar vaak ook wel welkom. Zonder dit dissociëren komen we niet altijd de dag door.

Conclusie

De kenmerken van Borderline kunnen overeenkomen met de kenmerken van autisme, maar vaak komen ze niet voort uit dezelfde oorzaken. De meeste kenmerken van autisme komen voort uit overprikkeling of een laag zelfbeeld. Die overprikkeling vind je niet zo gauw als oorzaak bij Borderline. Natuurlijk zijn deze opvattingen over Borderline puur internet en zal dit niet zijn hoe iedereen het ervaart, maar hetzelfde kunnen we zeggen over autisme.

Hopelijk zorgt dit er wel voor dat de verschillen en overeenkomsten wat duidelijker zijn, ook voor professionals. Té vaak komen misdiagnoses voor en té vaak heeft iemand er last van. Als mijn artikel ook maar iets van verschil kan maken, heb ik mijn doel al bereikt.

Bronnen

Autisme en Eetproblemen: De Oorzaken

Eetproblemen komen veel voor bij mensen met autisme. 46 tot 89 procent van de kinderen met autisme vertonen een afwijkend eetpatroon. Er zijn hier best een aantal verschillende redenen voor. Waarom gaan autisme en eetproblemen vaak hand in hand? De oorzaken van eetproblemen bij mensen met autismespectrumstoornis gaan we uitgebreid bespreken in dit artikel.

Prikkelgevoeligheid

Voedsel selectiviteit

Het is ruim bekend dat mensen met autisme extra gevoelig zijn voor prikkels (meer over de kenmerken van autisme vind je hier). Er zit een probleem in de sensorische prikkelverwerking. Hieronder valt uiteraard de prikkels van tast, smaak en geur. Mede hierdoor kunnen mensen met autisme een sterke voorkeur hebben voor bepaalde typen voedsel. We noemen dit voedsel selectiviteit.

Texturen, smaken, geuren, maar ook kleuren en vorm kunnen een bepaalde voorkeur hebben bij iemand met autisme. Er lijkt een sterke voorkeur uit te gaan naar bewerkt voedsel, snacks of andere etenswaren met veel koolhydraten. Als ze dan ook nog een beetje crunchy zijn, is het al helemaal feest.

Ook houden mensen met autisme gemiddeld gezien niet van groenten, fruit of dingen waar veel eiwitten in zitten. Vooral kinderen met ASS hebben veel moeite met deze voedsel selectiviteit. Zo’n 70 procent van alle kinderen met ASS heeft hier last van.

De ernst van deze voedsel selectiviteit verschilt ook nog per persoon. Bij autisme kunnen eetproblemen in lichte mate tot ernstige problemen die kunnen leiden tot gezondheidsklachten zoals ondergewicht of vermoeidheid door een tekort aan bepaalde voedingsstoffen (meer oorzaken van vermoeidheid bij autisme vind je hier).

Hongergevoel

Een ander onderdeel van de prikkelverwerking kan zijn dat mensen met autisme niet zo goed in contact staan met hun hongergevoel. Ze kunnen het bijvoorbeeld niet herkennen, maar het kan ook zo zijn dat ze niet herkennen wanneer ze vol zitten. Dit kan leiden tot overeten en soms zelfs overgewicht.

Routine

Routines en Rituelen

Een ander kenmerk waar mensen met autisme om bekend staan, is het vasthouden aan bepaalde routines en rituelen. Ook dit kan zorgen voor eetproblematiek. Sommige mensen met autisme houden bijvoorbeeld alleen van producten van een bepaald merk of met een bepaalde soort verpakking.

Het kan ook zijn dat de voorkeur wordt gegeven aan een bepaalde bereidingswijze of presentatie van het eten. Soms willen ze per sé eten van hetzelfde bord en met hetzelfde bestek. Er kan zelfs een voorkeur worden gegeven aan plekken waar ze willen eten en dan ook niet ergens anders dan die plaatsen willen eten.

Plannen

Sommige mensen met autisme hebben moeite met plannen. Dit kan ertoe leiden dat maaltijden vergeten worden of teveel hetzelfde zijn. Stug vasthouden aan routines met eten kan ervoor zorgen dat er niet of minder gegeten wordt als het niet voldoet aan de eisen die iemand stelt.

Koken

Koken en boodschappen doen, kunnen ook problemen geven. Boodschappen doen in een supermarkt waar het ontzettend druk is, kan veel prikkels geven. Zo stellen mensen met autisme dit vaak uit of gaan ze helemaal niet. Voor sommigen is het überhaupt heel moeilijk om te beginnen met het koken van eten (meer over executieve functies bij autisme vind je hier)

Koken is natuurlijk één en al multitasken. Daar zijn we niet heel goed in. Het kan druk worden en chaotisch. Ook kan het heel messy en vies worden en daar zijn we niet van gediend. Koken kan dus een hele prestatie zijn waar veel mensen met autisme moeite mee hebben. Uiteraard stellen we ook dit uit of gaan we voor makkelijk te maken, maar eenzijdige maaltijden. Dit kan weer leiden tot een tekort aan voedingsstoffen.

Nieuw

Nieuwe dingen proberen is ook vaak wat moeilijk. Zo ook het proberen van nieuwe recepten en voedingswaren. Afwijken van ons vertrouwde eten kan een heel goed iets zijn, maar ook iets heel moeilijks.

Eetstoornis symptomen

Sommige autisten hebben ook een een bepaalde routine of ritueel dat te maken heeft met de hoeveelheid calorieën dat binnenkomt. Het kan overeenkomsten hebben met symptomen van eetstoornissen waaronder het obsessief bezig zijn met body image of het limiteren van calorieën. Dit zorgt natuurlijk ook voor problemen.

Voor sommigen kan dit zelfs een soort special interest zijn– calorieën dan. Wel zal je zien dat als er symptomen ontstaan van een eetstoornis dat het dan een obsessie wordt en ze aan niks anders meer kunnen denken (meer over of iets een special interest of obsessie is lees je hier!).

Motoriek

Kinderen met autisme, en soms ook volwassenen met autisme, kunnen nog wel eens problemen hebben met de motoriek. Dit kan fijne motoriek of grove motoriek zijn. Onder motoriek valt ook het kauwen en doorslikken van voedsel. Als mensen met autisme dit moeilijker vinden, kunnen ook hier eetproblemen ontstaan.

De motoriek kan ook moeilijker worden als je een slecht gebit hebt. Veel mensen met autisme hebben een hekel aan de tandarts en aan de prikkels en geluiden die daarbij horen. Zo kunnen ze angstig zijn en helemaal niet meer naar de tandarts gaan. Dan gaat de kwaliteit van je gebit achteruit en kan het kauwen lastiger worden– en eten dus ook.

Maag-darmproblemen

Wat uiteraard een domper kan zijn op je eetplezier is het hebben van maag-darmproblemen. Veel studies hebben gevonden dat mensen met autisme meer maag-darmproblemen hebben dan mensen zonder autisme. Een aantal studies hebben gevonden dat dit niet zo is, maar veruit de meeste studies zeggen dat er wel een link is. Deze studies zorgen ervoor dat het percentage wisselt tussen 9 en 91 procent.

Constipatie, diarree en allergieën zijn enkele voorbeelden van problemen die zich voordoen bij mensen met autisme. Veel van deze problemen worden veroorzaakt door dysbacteriose– dat betekent een afwijkende samenstelling van bacteriën– van de darmflora en hyperactieve immuunreacties en ontstekingsreactie.

Conclusie

Uiteindelijk lijkt het erop dat veel mensen met autisme last hebben van verschillende eetproblemen. En dat is helemaal oké. Het gaat er uiteindelijk om dat je ermee leert leven en oplossingen vind voor deze problemen. Als je hulp nodig hebt hierbij moet je dat vooral vragen, want het gaat om je eigen mentale en fysieke gezondheid. Vrijwel niks is belangrijker dan dat.

Hopelijk heb je iets gehad aan dit artikel en herken je jezelf erin. Als je vragen hebt of opmerkingen– feel free to comment. Vergeet ook niet dit artikel op Socials te delen als je denkt dat anderen er ook wat aan hebben!

Bronnen:

Autisme en Vermoeidheid: De Oorzaken

Ben je wel eens moe? Gaat je hoofd maar door en door, en kom je zo niet aan slapen toe? Als dat zo is- geen zorgen. Heel veel mensen met autisme zijn regelmatig erg vermoeid. 50 tot 80 procent zelfs! Je bent niet de enige die hier moeite mee heeft. Maar hoe komt het nou eigenlijk dat juist autisten hier moeite mee hebben? Wat is de link tussen autisme en vermoeidheid?

Neurobiologische factoren

Neurobiologische factoren zijn biologische factoren die te maken hebben met je zenuwstelsel. Wat blijkt? Mensen met ASS verschillen hierin met mensen zonder ASS (Meer over wat autismespectrumstoornis is, vind je hier).

Gaba

Er zijn aanwijzingen dat 20 tot 50% van mensen met autisme een bepaald verandering hebben in één van de genen die codeert voor de neurotransmitter GABA. Deze boodschappenjongen van het zenuwstelsel zorgt voor een betere en diepere slaap. Dit komt omdat het eigenlijk je zenuwen remt of kalmeert. Dan snap je wel dat je beter slaapt!

Serotonine

Serotonine is ook een neurotransmitter die zich bezig houdt met onder andere het slaap-waakritme. Er zijn bij mensen met autisme verschillende problemen gevonden als het gaat om deze neurotransmitter. Soms zijn de levels van serotonine in het bloed te hoog, soms is de aanmaak of afbraak anders dan normaal en het kan ook zijn dat er in de genen een mutatie heeft plaatsgevonden.

Melatonine

Er zijn nog meer veranderingen gevonden in een aantal genen bij mensen met autisme. Deze genen zorgen bijvoorbeeld ook voor het slaap-waakritme, of voor de aanmaak van melatonine. Veel mensen kennen melatonine al als een soort slaapverwekker.

De levels melatonine helpen mede met het bepalen van het ritme tussen slapen en wakker zijn. De productie van melatonine ’s nachts is verminderd in mensen met autisme. Dit kan natuurlijk zorgen voor een ander slaap-waakritme en slaapstoornissen.

Melatonine wordt gemaakt uit serotonine en we hebben al besproken dat er afwijkingen rond serotonine. Onderzoekers hebben in een kleine studie gevonden dat het enzym dat serotonine omzet in melatonine afwijkend is. Hierdoor kan er minder melatonine gemaakt worden en ontstaan er slaapproblemen. In een grotere studie werd deze afwijking niet gevonden, dus laten we zelf deze reden voor slaapproblemen maar met een korreltje zout nemen– of melatonine.

Slaap cyclus

De slaap cyclus bestaat uit de verschillende fases van het slapen waaronder het NREM, non-rapid eye movement, en de REM slaap. En uiteraard zouden we niet autistisch zijn als we hier niet ook problemen mee hadden. Een gestoorde slaap cyclus en minder REM slaap zijn slechts twee voorbeelden van afwijkingen in de slaap cyclus van mensen met autisme.

In een studie met kinderen met autisme werd ook gevonden dat de hoeveelheid slaap dat een kind kreeg verminderde vanaf dat het 30 maanden oud was. Deze dalende lijn zette voort tot ze jongvolwassen waren geworden. Een andere studie merkte geen verschil tussen controlegroepen en kinderen met autisme, dus ook dit hoeven we nog niet al te serieus te nemen.

Medische oorzaken

Er zijn ook een aantal oorzaken voor autisme en vermoeidheid die meer met de medische kant te maken hebben. Mensen met autisme hebben vaak moeite met het voelen van bijvoorbeeld pijn. Ze voelen het wel, maar ze kunnen niet goed omschrijven waar het vandaan komt. Dit kan ertoe leiden dat ze gewoon met deze ongemakken naar bed gaan en er geen aandacht voor vragen. Natuurlijk leidt dit tot een tekort aan slaap, want slapen wanneer je ongemakkelijk bent is erg moeilijk.

Vermoeidheid door medicatie

Er zijn mensen met ASS die medicijnen gebruiken voor hun autisme. Medicatie kan werken met het voorkomen van overprikkeling en het op orde brengen van gedachten. Ook kan het tegen bepaalde comorbide stoornissen werken als depressie en ADHD. Sommige van deze medicijnen kunnen leiden tot vermoeidheid.

Antidepressiva en methylfenidaat

Medicijnen als antidepressiva zorgen vaak voor insomnie, of niet kunnen slapen. Andere medicijnen die juist meer stimulerend zijn, zoals methylfenidaat, kunnen zorgen voor inslaap-problemen- Ook logisch. Antidepressiva kan ook de slaap ten goede komen. Het hangt dus heel erg af van welk type antidepressiva je hebt.

SNRI’s en SSRI’s zijn best wel bekende classificaties van antidepressiva. Hieronder vallen bijvoorbeeld Fluoxetine, Paroxetine, Sertraline en Escitalopram van de SSRI’s en Duloxetine van de SNRI’s. Beide deze categorieën van antidepressiva hebben hun werking op slaap via serotonine. Ze verminderen de heropname van serotonine en zorgen zo voor een verminderde REM slaap en mindere mate van slaap continuïteit.

De SNRI’s zorgen ook voor extra overdracht van de neurotransmitters noradrenaline en dopamine. Die eerste heeft natuurlijk te maken met vecht of vlucht– en uiteraard ga je dan niet slapen. Gelukkig duurt deze slapeloosheid door antidepressiva vaak maar een aantal weken. Het kan helaas wel voorkomen dat de slapeloosheid doorzet en dan is het belangrijk om dit te bespreken met je psychiater en van medicatie te wisselen.

Benzodiazepinen

Benzodiazepinen helpen met het relaxeren van spieren, maar ze kunnen ook zorgen voor het doorbreken van impulsen. Ze grijpen aan op het GABA-systeem. We hebben eerder natuurlijk al besproken dat dit systeem verstoord is bij mensen met autisme. Zo kunnen er ook effecten optreden bij het gebruik van benzodiazepinen. Het zou fijn zijn als hier meer onderzoek over zou worden gedaan, want deze specifieke effecten zijn vooral vanuit klinische ervaring en dus niet echt wetenschappelijk.

Vermoeidheid zorgt voor angst en angst weer voor extra vermoeidheid…

Gedragsmatige factoren

Naast biologische factoren, medische verklaringen en medicatie zijn er ook nog bepaalde factoren die te maken hebben met gedrag. Sommige gedragingen kunnen ervoor zorgen dat je vermoeid wordt.

Routine en omstandigheden voor slaap

Het is misschien een inkoppertje, maar als onze vaste patronen en routines voor het slapengaan verstoord worden… dan wordt onze slaap ook verstoord. Er komen veel factoren kijken bij het in slaap vallen van mensen met autisme. Ons ritueel moet gedaan zijn, onze nachtkleding moet goed zitten en mag niet teveel kriebelen, de kamer moet op de juiste temperatuur zijn en zo heeft iedereen wel iets.

Als iemand überhaupt geen slaaproutine heeft ontwikkeld, kan het ook lastig worden om te slapen. Dit komt omdat de hersenen dan niet goed tot rust kunnen komen via zo’n routine wat de slaap ook weer kan opschorten.

Weerstand

Veel mensen met autisme kunnen zelfs weerstand bieden tegen het slapen. Dit kan bewust of onbewust zijn. Je kan bijvoorbeeld bewust weerstand bieden, omdat je om wat voor reden dan ook bang bent om te gaan slapen. Ook kan het onbewust zijn, omdat je overprikkeld bent of je gedachten maar blijven racen.

Overprikkeling

Vooral dit laatste komt natuurlijk veel voor bij mensen met autisme. Wanneer iemand overprikkeld is, kan dit sowieso al veel energie van hen vragen. Hierdoor worden ze moe, maar kan het ook zijn dat ze problemen hebben met in slaap komen. Dit komt vaak omdat het teveel aan prikkels en gedachten overlopen en interferen met het slapen.

Als een persoon met autisme veel en repetitieve gedachtes heeft voor het slapen gaan, zoals intrusive thoughts, kan het ook de slaap verminderen. Hierdoor kan er heel reactief gereageerd worden op emoties wat ook het in slaap vallen zal hinderen. Het niet kunnen remmen van deze gedachten valt onder de executieve functies (meer over executieve functies lees je hier)

Maskeren

Ook van het maskeren en camoufleren dat veel zogenaamde ‘hoogfunctionerende’ autisten doen, kun je enorm moe worden (meer over hoogfunctionerend autisme vind je hier). Het vergt veel energie om te doen alsof je normaal bent. We moeten ons continu aanpassen aan de buitenwereld en wat zij van ons verwachten. Het is logisch dat dit energie vreet.

Dagritme

Sommige mensen met ASS die te weinig dagritme hebben, kunnen moeite ervaren met slapen, omdat ze niet genoeg fysieke vermoeidheid voelen. Dit kan komen door te weinig doen op een dag, maar ook door hyperactiviteit van teveel doen op een dag. En balans vinden kan best een moeilijke taak zijn voor mensen met autisme.

Er zit altijd water in mijn emmer…

Eigen onderzoekje

Op Instagram heb ik een kleinschalig onderzoekje gedaan over autisme en vermoeidheid onder mijn volgers. Ik vroeg me af hoeveel mensen er last hadden van vermoeidheid en of ze medicijnen gebruikten om hier beter mee om te gaan. Ongeveer 58% van de ondervraagden gaf aan dat ze vaak erg vermoeid zijn. Hiernaast gaf bijna 50% van de ondervraagden aan om soms uitgerust wakker te worden. 13% gaf aan dat ze zelfs NOOIT uitgerust wakker werden. Dit is natuurlijk erg zorgwekkend.

Ongeveer 65% van de ondervraagden gaf aan geen medicatie te gebruiken om beter in slaap te kunnen komen. De rest gaf aan wel medicatie te gebruiken. Ik vraag me af of medicatie ook voor iedereen wel zou werken of niet, maar het blijft natuurlijk een persoonlijke keuze. Toch denk ik dat sommigen wel hun voordeel zouden kunnen halen uit slaapmedicatie, al is het maar om die 13% iets omlaag te krijgen van ‘nooit’ naar ‘soms’.

Ik ben eigenlijk altijd moe en nooit uitgerust. Inslapen en doorslapen zijn een groot probleem.

Het lastige is dat we als het gaat om vermoeidheid en hoe dit werkt grotendeels lopen te gissen. We weten namelijk nooit 100 procent zeker of de studies kloppen. Wel kunnen we ervan uitgaan dat wanneer het grootste deel van de studies het ene zegt, dat het dan niet het andere is. Veel meer onderzoek is nog nodig om een beter beeld te krijgen van wat autisme en vermoeidheid met elkaar te maken hebben, maar we zijn goed op weg.

Was dit artikel goed te begrijpen? En vinden jullie het fijn als ik vaker de wetenschap in duik voor zo’n onderwerp of wil je zelfs nog dieper? Laat het me dan zeker even weten! Ennuh, als iemand nu zegt dat je lui bent als je moe bent, kan je ze dit artikel laten lezen. Je kan er namelijk vrij weinig aan doen als het in je genen zit!

Bronnen:

  • Slaapwijzer
  • Lancel, M., van Veen, M., & Kamphuis, J. (Eds.). (2021). Slaapstoornissen in de psychiatrie.
  • Reynolds, A. M., & Malow, B. A. (2011). Sleep and autism disorders. Pediatric Clinics of North America
  • Geoffray, M. M., Nicolas, A., et al. (2016). Are circadian rhythms new pathways to understand AutismSpectrum Disorders?
  • Jonsson, L., Ljunggren, E., et al. (2010). Mutation screening of melatonin-related genes in patients withautism spectrum disorders.
  • Mazzone, L., Postorino, V., Siracusano, M., Riccioni, A., & Curatolo, P. (2018). The relationship betweensleep problems, neurobiological alterations, core symptoms of autism spectrum disorder, andpsychiateic comorbidites.
  • Effectiveness of Sleep-Based Interventions for Children with Autism Spectrum Disorder: A Meta-Synthesis.Cuomo BM, Vaz S, Lee EAL, Thompson C, Rogerson JM, Falkmer TPharmacotherapy. 2017 May; 37(5):555-578.
  • Sleep in Autism Spectrum Disorders.Veatch OJ, Maxwell-Horn AC, Malow BACurr Sleep Med Rep. 2015 Jun; 1(2):131-140.
  • Abnormal melatonin synthesis in autism spectrum disorders.Melke J, Goubran Botros H, Chaste P, Betancur C, Nygren G, Anckarsäter H, Rastam M, Ståhlberg O, Gillberg IC, Delorme R, Chabane N, Mouren-Simeoni MC, Fauchereau F, Durand CM, Chevalier F, Drouot X, Collet C, Launay JM, Leboyer M, Gillberg C, Bourgeron TMol Psychiatry. 2008 Jan; 13(1):90-8.
  • Is ASMT a susceptibility gene for autism spectrum disorders? A replication study in European populations.Toma C, Rossi M, Sousa I, Blasi F, Bacchelli E, Alen R, Vanhala R, Monaco AP, Järvelä I, Maestrini E, International Molecular Genetic Study of Autism Consortium.Mol Psychiatry. 2007 Nov; 12(11):977-9.
  • Sleep in children with autistic spectrum disorder: a questionnaire and polysomnographic study.Miano S, Bruni O, Elia M, Trovato A, Smerieri A, Verrillo E, Roccella M, Terzano MG, Ferri RSleep Med. 2007 Dec; 9(1):64-70.
  • Cognitive approaches to insomnia.Harvey AG, Tang NK, Browning LClin Psychol Rev. 2005 Jul; 25(5):593-611.
  • Adverse Effects of Psychotropic Medications on Sleep.Doghramji K, Jangro WCPsychiatr Clin North Am. 2016 Sep; 39(3):487-502.
  • Wichniak A, Wierzbicka A, Walęcka M, Jernajczyk W. Effects of Antidepressants on Sleep. Curr Psychiatry Rep. 2017;19(9):63. Published 2017 Aug 9. doi:10.1007/s11920-017-0816-4
Mobiele versie afsluiten